Rb. Alkmaar, 06-04-2005, nr. 74475/HAZA04-688
ECLI:NL:RBALK:2005:AU1502
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
06-04-2005
- Magistraten
Mr. D.J. van Maanen
- Zaaknummer
74475/HAZA04-688
- LJN
AU1502
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2005:AU1502, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 06‑04‑2005
Uitspraak 06‑04‑2005
Mr. D.J. van Maanen
Partij(en)
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
AGRICO, Coöperatieve Handelsvereniging voor Akkerbouwgewassen b.a.
kantoor houdende te Emmeloord,
EISERES bij dagvaarding van 5 juli 2004,
procureur mr. H.B. de Regt
advocaat mr. M.J. Faro, te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente LANGEDIJK, zetelende te Zuid-Scharwoude,
GEDAAGDE,
procureur mr. J. van Rhijn.
Partijen zullen verder worden genoemd ‘Agrico’ respectievelijk ‘de gemeente’.
1. Het verloop van het geding
1.1
Agrico heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarbij 25 producties zijn overgelegd.
1.2
De gemeente heeft een conclusie van antwoord genomen, waarbij 11 producties zijn overgelegd.
1.3
Agrico en de gemeente hebben vervolgens een conclusie van repliek met 1 productie, respectievelijk een conclusie van dupliek met 2 producties genomen,
1.4
Ten slotte is vonnis gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.
2. De feiten
Tussen partijen staat, voor zover van belang voor de beoordeling van deze zaak, het volgende vast:
- a.
Agrico is eigenares van een perceel grond met een oppervlak van 15.715 hectare, gelegen binnen het grondgebied van de gemeente. Dit perceel grenst aan een industrieterrein waarop gevestigd is een onderneming van Smith Food Group (hierna SFG), waar aardappelchips worden geproduceerd.
- b.
Vanaf 1999 hebben partijen met wisselende intensiteit en niet zonder onderbreking onderhandelingen gevoerd over de aankoop van het perceel door de gemeente.
- c.
Vanaf februari 2002 tot juli 2002 heeft de gemeente tevens gesprekken met SFG gevoerd ter zake van een mogelijke doorverkoop van het perceel aan SFG.
- d.
Bij per fax verzonden brief van 26 juli 2002 met bijlage (productie 7 dagvaarding) heeft de gemeente aan Agrico toegezonden ‘de koopovereenkomst met betrekking tot het perceel grond aan de Westelijke Randweg 7 te Broek op Langedijk.’ Deze overeenkomst luidt, voor zover van belang als volgt:
‘Ondergetekenden,
- 1.
Agrico, …, vertegenwoordigd door de heer [naam 1], hierna te noemen de ‘verkoper’;
en
- 2.
de gemeente, ten deze op grond van het bepaalde in de Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar burgemeester, de heer [naam 2], handelend ter uitvoering van een besluit tot aankoop van de burgemeester en wethouders van 7 november 2000, hierna te noemen de ‘gemeente’;
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
- 1.
De verkoper verkoopt aan de gemeente die onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad in koop aanneemt een perceel grond, kadastraal bekend gemeente …
- 2.
De gemeente betaald voor de transactie volgens punt 1 een koopsom van ? 102,10 per vierkante meter en derhalve in totaal Euro 1.604.501,50.
…’
- e.
Op 29 juli 2002 ondertekent Agrico de overeenkomst en retourneert deze aan de gemeente.
- f.
Bij brief van 14 augustus 2002 (productie 9 dagvaarding, productie 6 antwoord) bevestigt de gemeente aan Agrico de ontvangst van de ondertekende overeenkomst.
- g.
Op 18 oktober 2002 vindt een bespreking plaats waarbij vertegenwoordigers van de gemeente, SFG en Agrico aanwezig waren. SFG heeft twee voorwaarden aan de gemeente gesteld; een onherroepelijke bouwvergunning en de garantie dat in de toekomst geen bodemsanering wordt opgelegd. Dit laatste, vanwege een in de grond van het perceel aanwezige, bij alle betrokkenen bekende, bodemverontreiniging. Voorts wordt besproken op welke termijn er duidelijkheid kan zijn.
- h.
Nadat in januari 2003 tussen de gemeente en SFG is gesproken over de haalbaarheid van de door SFG gestelde voorwaarden, meldt de gemeente op 10 maart 2003 bij monde van haar ambtenaar de heer C. Bes aan Agrico dat de koop niet doorgaat, omdat is gebleken dat de gemeente niet kan voldoen aan de eisen van SFG.
- i.
Aan de gemeenteraad van Langedijk is nimmer goedkeuring van het contract van 26 juli 2002 gevraagd.
- j.
Bij brief van 14 mei 2003 van de advocaat van Agrico (productie 16 dagvaarding) sommeert Agrico de gemeente tot ondertekening van de overeenkomst binnen veertien dagen en wordt de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door Agrico geleden schade.
3. Het geschil
3.1
Agrico heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
Primair de gemeente zal gelasten de op 26 juli 2002 aan Agrico toegezonden koopovereenkomst na te komen door mee te werken aan de overdracht van de grond aan de Westelijke Randweg 7 te Broek op Langedijk, betaling van de koopprijs en voldoening van de wettelijke rente vanaf 1 januari 2003;
- 2.1.
Subsidiair de gemeente zal gelasten tot voldoening van de gederfde winst ter hoogte van Euro 1.393.328,00 en voldoening van de wettelijke rente vanaf 1 januari 2003;
- 2.2.
Meer subsidiair de gemeente zal veroordelen in de vergoeding van de kosten van voorbereiding ter hoogte van Euro 4.812,00 en voldoening van wettelijke rente vanaf juli 2002;
- 3.
de gemeente zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Agrico heeft aan haar vordering sub 1 — verkort en zakelijk weergegeven — ten grondslag gelegd dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die de gemeente verplicht tot het meewerken aan de overdracht van de grond en tot betaling van de koopprijs. Nu de gemeente weigert haar verplichtingen na te komen, rest Agrico niets dan een vordering tot nakoming.
Voor zover het oordeel van de rechtbank mocht luiden dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, geldt dat de onderhandelingen tussen partijen zich in een zodanig vergevorderd stadium bevonden, dat het afbreken van die onderhandelingen door de gemeente moet worden beschouwd als strijdig met de goede trouw en zodoende onrechtmatig jegens Agrico. Agrico mocht erop vertouwen dat enig contract uit deze onderhandelingen zou voortvloeien, althans dat haar voorbereidingskosten aan haar zouden worden vergoed. Op deze stellingen zijn de (voorwaardelijke) vorderingen sub 2.1 en 2.2. gegrond.
3.3
De gemeente heeft de vordering en de gronden daarvan gemotiveerd weersproken op gronden die hierna, voor zover van belang, aan de orde zullen komen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1
Agrico stelt — primair — dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Zij legt daaraan ten grondslag dat de gemeente door middel het verzenden van het contract van 26 juli 2002 een definitief aanbod heeft gedaan, dat door Agrico is aanvaard. Met betrekking tot het in dat contract gemaakte voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad, beroept Agrico zich op de nietigheid van dat beding, omdat het in strijd is met de wet. Meer specifiek doelt Agrico met dit laatste op de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur die ertoe heeft geleid dat artikel 160 Gemeentewet met ingang van 7 maart 2002, derhalve vóór de datum van verzending van de koopovereenkomst, is gewijzigd en sindsdien inhoudt dat het College van Burgemeester en Wethouders (hierna B&W) bevoegd is te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente en deze te verrichten. Daardoor is er, aldus Agrico, een einde gekomen aan de voordien bestaande praktijk dat B&W een besluit tot grondaankoop voorbereidden en onder voorbehoud van goedkeuring de privaatrechtelijke overeenkomst aangingen. Door deze wetswijziging is deze voorheen verplichte gang naar de gemeenteraad komen te vervallen en bindt het besluit tot aankoop van B&W de gemeente reeds, aldus nog steeds Agrico.
4.2
De gemeente erkent dat zij een aanbieding tot koop heeft gedaan. Het verweer van de gemeente houdt, voor zover van belang in, dat deze aanbieding niet tot bindende wilsovereenstemming heeft geleid, omdat haar aanbieding, evenals een eerdere aanbieding uit 2000 (productie 5 dagvaarding), onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad is gedaan. Dit voorbehoud is opgenomen in de opgemaakte koopovereenkomst van 26 juli 2002. Tenslotte bestrijdt de gemeente het beroep van Agrico beroep op de nietigheid van het voorbehoud.
4.3
De rechtbank overweegt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door het doen van een aanbod en de aanvaarding daarvan. In beginsel kan een eenmaal gedaan aanbod na aanvaarding daarvan of nadat de mededeling tot aanvaarding daarvan is verzonden, niet worden herroepen, tenzij bij het aanbod de mededeling bevat dat het vrijblijvend is gedaan. Ter beoordeling ligt voor de door de gemeente bij brief van 26 juli 2002 aan Agrico verzonden koopovereenkomst. Voor zover al mogelijk, blijkt uit de aanbiedingsbrief noch uit de tekst van de overeenkomst van enig aan het aanbod zelf klevend voorbehoud, inhoudende dat ondanks aanvaarding dit toch niet tot wilsovereenstemming kan leiden. Agrico heeft de koopovereenkomst ondertekend en retour gezonden. Deze handelingen moeten worden beschouwd als aanvaarding van het aanbod door Agrico. Dat door aanvaarding van het aanbod, vanwege het gemaakte voorbehoud van goedkeuring, slechts, zoals hierna zal worden besproken, voorwaardelijke verbintenissen zullen ontstaan, maakt dit niet anders.
Vast staat derhalve dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij de Agrico zich verbonden heeft tot het leveren van het perceel en de gemeente tot het betalen van de koopprijs. Dit heeft tot gevolg Agrico's vordering onder 2.1 en 2.2 en hetgeen zij ter zake heeft gesteld geen verdere behandeling meer behoeft.
4.4
Het bestaan van de koopovereenkomst laat, gelet op het voorwaardelijk karakter, onverlet het beroep van de gemeente op in deze koopovereenkomst bedongen voorbehoud van goedkeuring. Volgens artikel 6:21 Burgerlijk Wetboek (BW) is een verbintenis voorwaardelijk, wanneer bij rechtshandeling haar werking van een toekomstige onzekere gebeurtenis afhankelijk is gesteld. De rechtbank gaat in het onderhavige geval uit van een opschortende voorwaarde. Een opschortende voorwaarde doet, volgens artikel 6:22 BW, de werking van een overeenkomst eerst aanvangen met het plaatsvinden van evenbedoelde, aanvankelijk nog onzekere gebeurtenis. Dat wil zeggen dat in het onderhavige geval de overdracht van de grond en de betaling van de koopprijs pas dan aan de orde komt, nadat de gemeenteraad haar goedkeuring aan de overeenkomst heeft verleend.
4.5
Vast staat dat de gemeenteraad tot op heden geen goedkeuring heeft gegeven aan de koopovereenkomst. Volgens de gemeente, omdat B&W hebben besloten de overeenkomst niet (meer) ter goedkeuring aan de gemeenteraad voor te leggen, onder meer vanwege het afhaken van SFG en de daarvan te verwachten budgettaire problematiek, waardoor de doorverkoop financieel niet meer haalbaar was.
Een vordering die ertoe strekt om de gemeente te gelasten de overeenkomst ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad ligt niet voor, noch is een beroep gedaan op artikel 6:23 BW.
4.6
In zoverre ligt uitsluitend nog de vraag voor of het ontbreken van deze goedkeuring de werking van de overeenkomst in de weg staat in samenhang met het beroep van Agrico op de nietigheid van het voorbehoud van goedkeuring wegens strijd met de wet. Volgens artikel 3:40, lid 2, BW is een rechtshandeling nietig indien deze in strijd is met een dwingende wetsbepaling. Juist is dat de bevoegdheid tot het besluiten en het uitvoering geven aan privaatrechtelijke rechtshandelingen door invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur en de daarop gevolgde wijzigingen in de Gemeentewet per 7 maart 2002 bij B&W is komen te liggen, zodat toestemming van de gemeenteraad niet (meer) vereist is. Onjuist is echter de conclusie die Agrico hier kennelijk aan verbindt, dat het bedingen van goedkeuring door de gemeenteraad handelen in strijd met een dwingende wetsbepaling oplevert, waardoor een dergelijk beding nietig is en de overeenkomst reeds werking krijgt door de enkele aanvaarding van het aanbod. De wettekst noch de door Agrico aangehaalde wetgeschiedenis nopen tot het oordeel dat artikel 160, lid 1 onder e, (nieuw) Gemeentewet verbiedt dat B&W bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, waartoe zij zelfstandig bevoegd zijn, jegens de wederpartij een beding als het onderhavige stipuleren, noch bevat het een gebod om dat niet te doen. Met andere woorden, de door de wetswijziging ontstane zelfstandige bevoegdheid van B&W tot het verrichten van rechtshandelingen, sluit niet uit de bevoegdheid van B&W om bij het aangaan van overeenkomsten een beding als het onderhavige te stipuleren. Agrico heeft in dit verband ook nog gesteld dat het beding strijdig is met het delegatieverbod van artikel 10:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook dit is onjuist. Het betreft hier een niet in geschil zijnde (voorwaardelijke) privaatrechtelijke rechtshandeling en niet een besluit in de zin van de Awb, waarop het artikel 10:15 betrekking heeft. Het beroep op nietigheid faalt derhalve in beide opzichten.
4.7
De slotsom luidt dat de gebeurtenis waarvan de werking van de verbintenis afhankelijk is gesteld, (nog) niet is ingetreden. De vordering tot nakoming als geformuleerd in de dagvaarding onder 1. van het petitum, dient te worden afgewezen. Agrico zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
Wijst de vordering van Agrico in al haar onderdelen af.
Verwijst Agrico in de kosten van het geding tot heden aan de zijde van de gemeente begroot op Euro 4.535,- aan verschotten en op Euro 6.422,- aan salaris van de procureur.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D.J. van Maanen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.