Rb. Haarlem, 27-02-2007, nr. 131219/2007-23
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1742
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
27-02-2007
- Zaaknummer
131219/2007-23
- LJN
BA1742
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1742, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 27‑02‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 253a Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
FJR 2007, 80 met annotatie van C. van Rooijen
JIN 2007/199
Uitspraak 27‑02‑2007
Inhoudsindicatie
Wijziging hoofdverblijf / vertrek naar buitenland.Om een beslissing te kunnen nemen in het kader van art. 1:253a BW dient de rechtbank het belang van de minderjarigen voorop te stellen. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met de continuïteit van zorg die de minderjarigen nodig hebben om zich op een goede en adequate manier te kunnen ontwikkelen. Door de moeder wordt gesteld dat de continuïteit van zorg niet achteruit zal gaan bij een vertrek naar Spanje. De rechtbank deelt deze visie niet. Hierbij laat de rechtbank zich voornamelijk leiden door de jonge leeftijd van de minderjarigen alsmede door het feit dat de werkzaamheden die de moeder in Spanje zal gaan uitvoeren, onvoldoende uitgekristalliseerd en duidelijk zijn. Bovendien zal de moeder de zorg voor de minderjarigen in Spanje voor een deel moeten uitbesteden aan derden. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit stadium niet in te schatten welke zorg in Spanje nodig zal zijn voor de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. Het is evenmin duidelijk op welke wijze deze zorg door de moeder uitbesteedt zal gaan worden. De rechtbank acht voorts de door de moeder voorgestelde omgangsregeling van een weekeinde per veertien dagen voor de minderjarigen te belastend. Met name de reisduur van ongeveer zeven uur en de noodzakelijke wijze van reizen, zonder aanvaardbare alternatieven, is voor minderjarigen van slechts vijf jaar oud zeer belastend. Tevens komt het eventuele verblijf van de vader in Spanje naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende tegemoet aan de wens van de vader om op een regelmatige en natuurlijke wijze omgang te hebben met [naam kind 1] en [naam kind 2].
RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
geschil omtrent de gezagsuitoefening ex art. 1:253a BW
wijzigen hoofdverblijfplaats
zaak-/rekestnr.: 131219/2007-23
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 27 februari 2007
in de zaak van:
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de vader,
procureur: mr. M. Middeldorp,
advocaat: mr. A.C. Zonneveld,
--tegen--
[naam moeder],
wonende te [woonplaats], gemeente [naam gemeente],
hierna mede te noemen: de moeder,
procureur mr. M.J.F.A. Mutsaers.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 4 januari 2007 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vader;
- het op 25 januari 2007 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verweerschrift van de moeder;
en het verhandelde ter terechtzitting op 2 februari 2007 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun raadslieden.
2 De vaststaande feiten
In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1 Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam d.d. [] 2006 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking in 2006 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen [achternaam]:
- [naam minderjarige 1], geboren in 2002 te [plaats];
- [naam minderjarige 2], geboren in 2002 te [plaats].
2.2 Partijen zijn in onderling overleg een omgangsregeling overeengekomen waarbij de minderjarigen wekelijks van dinsdag tot en met donderdag bij de vader verblijven. Voorts brengen de minderjarigen eens per 6 weken een weekeinde bij de vader door.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Het verzoek van de vader strekt tot het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem.
3.2 De vader legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij recent van de moeder heeft begrepen dat zij met de minderjarigen wil emigreren naar [Het buitenland]. De vader kan echter niet instemmen met een verhuizing van de minderjarigen naar het buitenland. Een verhuizing naar [Het buitenland] is volgens de vader niet in het belang van de minderjarigen. Bovendien kunnen de minderjarigen en de vader bij een verhuizing hun huidige frequente contact niet meer handhaven. De minderjarigen zijn gewend aan vader die hen elke week gedurende drie dagen verzorgt en overigens hebben de minderjarigen in Nederland hun vriendjes en familie. De vader is van mening dat de minderjarigen bij een emigratie te maken krijgen met een enorme verandering in hun leven. Deze veranderingen zullen, in de visie van de vader, het meest beperkt blijven indien de minderjarigen in hun eigen huis blijven wonen en de vader bij hen komt wonen.
4 Het verweer alsmede zelfstandig verzoek
4.1 De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.2 Zij weerspreekt dat de vader de minderjarigen zeer frequent ziet. Volgens de moeder is de vader regelmatig om persoonlijke redenen verhinderd om de omgangsregeling doorgang te laten vinden. De moeder heeft uit het verzoekschrift van de vader begrepen dat hij, bij een vertrek van haar naar [Het buitenland], de zorg voor de minderjarigen op zich wil nemen. De moeder betwist echter dat de vader daartoe in staat is. Zij heeft begrepen dat de vader het plan heeft opgevat om in de huidige woning in [woonplaats] te gaan wonen, doch zij acht de vader niet in staat de huur van deze woning te voldoen.
4.3 De moeder heeft in haar verweerschrift voorgesteld dat de minderjarigen eens per veertien dagen een weekeinde met de vader kunnen doorbrengen. Het ene weekeinde per veertien dagen zal de moeder de kinderen op vrijdag naar Nederland brengen en op zondagmiddag met hen terugvliegen. Het andere weekeinde kan de vader zelf naar [Het buitenland] komen en van vrijdagmiddag tot zondagmiddag het weekeinde met de minderjarigen doorbrengen. De moeder is bereid de kosten van de vliegreizen te verrekenen met de alimentatieverplichting van de vader. De moeder is van mening dat een emigratie naar [Het buitenland] voor de minderjarigen vooral veel voordelen oplevert en pleit derhalve voor afwijzing van het verzoek van de vader. Daarnaast verzoekt de moeder, bij wege van zelfstandig verzoek, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn, zodat het haar is toegestaan met de kinderen te emigreren naar [Het buitenland] en zich daar te vestigen, alsmede dat er een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen zal worden vastgesteld zoals staat beschreven in haar verweerschrift.
5 Beoordeling
5.1 Bij de beoordeling van een geschil in het kader van art. 1:253a BW beproeft de rechtbank, alvorens te beslissen op de verzoeken, een vergelijk tussen de ouders. Partijen hebben desgevraagd aangegeven dat het stadium van bemiddeling reeds gepasseerd is. De vader heeft willen meedenken met de moeder om tot een aanvaardbare oplossing te komen. Het is echter niet mogelijk gebleken in onderling overleg een haalbaar plan te maken met betrekking tot de omgangscontacten. Gelet hierop hebben partijen het geschil voorgelegd aan de rechtbank.
5.2 De rechtbank heeft de indruk gekregen dat de ouders voldoende pedagogisch inzicht hebben en beiden goed in staat zijn de minderjarigen te verzorgen. Partijen hebben dit over en weer ter zitting ook niet tegengesproken. Daarnaast is het de rechtbank duidelijk geworden dat beide ouders werkzaam zijn in de horeca. De vader werkt in de weekeinden en heeft de minderjarigen wekelijks van dinsdag tot donderdag bij zich. Daarnaast brengen de minderjarigen een weekeinde per zes weken bij de vader door. De dagen dat de vader de minderjarigen bij zich heeft, besteedt hij de zorg niet uit. De moeder heeft de minderjarigen het overige gedeelte van de week bij zich. Gebleken is dat de moeder de zorg voor de minderjarigen gedeeltelijk uitbesteedt aan derden.
5.3 Om een beslissing te kunnen nemen in het kader van art. 1:253a BW dient de rechtbank het belang van de minderjarigen voorop te stellen. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met de continuïteit van zorg die de minderjarigen nodig hebben om zich op een goede en adequate manier te kunnen ontwikkelen. Door de moeder wordt gesteld dat de continuïteit van zorg niet achteruit zal gaan bij een vertrek naar [Het buitenland]. De rechtbank deelt deze visie niet. Hierbij laat de rechtbank zich voornamelijk leiden door de jonge leeftijd van de minderjarigen alsmede door het feit dat de werkzaamheden die de moeder in [Het buitenland] zal gaan uitvoeren, onvoldoende uitgekristalliseerd en duidelijk zijn. Bovendien zal de moeder de zorg voor de minderjarigen in [Het buitenland] voor een deel moeten uitbesteden aan derden. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit stadium niet in te schatten welke zorg in [Het buitenland] nodig zal zijn voor de minderjarigen. Het is evenmin duidelijk op welke wijze deze zorg door de moeder uitbesteedt zal gaan worden.
De rechtbank acht voorts de door de moeder voorgestelde omgangsregeling van een weekeinde per veertien dagen voor de minderjarigen te belastend. Met name de reisduur van ongeveer zeven uur en de noodzakelijke wijze van reizen, zonder aanvaardbare alternatieven, is voor minderjarigen van slechts vijf jaar oud zeer belastend. Tevens komt het eventuele verblijf van de vader in [Het buitenland] naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende tegemoet aan de wens van de vader om op een regelmatige en natuurlijke wijze omgang te hebben met de minderjarigen. In de huidige situatie neemt de vader deel aan de dagelijkse gang van zaken rondom de beide kinderen. De moeder heeft beaamd dat de kwaliteiten van de vader als verzorgende co-ouder niet tekort schieten. Naar het oordeel van de rechtbank zal bij migratie van de minderjarigen naar [Het buitenland] de kwaliteit en de frequentie van de omgang aanzienlijk dalen en wordt daarom niet in het belang van de minderjarigen geacht. Bij dit oordeel houdt de rechtbank overigens geen rekening met de eventuele kosten van de door de moeder voorgestelde omgangsregeling. De rechtbank kijkt uitsluitend naar het belang van de minderjarigen.
5.4 Gelet op het bovenstaande en gelet op het feit dat de vader thans een duidelijke rol speelt in het leven van de minderjarigen, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder, alsmede het verzoek van de vader dient te worden afgewezen. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen dat de huidige situatie voortduurt. De continuïteit van zorg is naar het oordeel van de rechtbank het best gewaarborgd in de huidige situatie waar beide ouders een toereikende rol hebben in de zorg voor de minderjarigen.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Wijst het verzoek van de vader af.
6.2 Wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 27 februari 2007, in tegenwoordigheid van R.C.M. Martens als griffier.