Rb. Rotterdam, 08-04-2020, nr. 594613 / HA RK 20-318
ECLI:NL:RBROT:2020:3160
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
08-04-2020
- Zaaknummer
594613 / HA RK 20-318
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:3160, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 08‑04‑2020; (Wraking)
Uitspraak 08‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek, met bepaling voor alle procedures van verzoeker, van welke aard ook, die thans bij deze rechtbank in behandeling zijn en in de komende twaalf maanden nog in behandeling zullen worden genomen, dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat is gegrond op de omstandigheid dat de gewraakte rechter(s) reeds eerder een zaak van verzoeker heeft/hebben behandeld en/of in een zaak van verzoeker een beslissing heeft/hebben genomen, niet in behandeling wordt genomen. De gewraakte rechters behandelden de zaak van verzoeker niet meer op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker maakt misbruik van het middel van wraking. (vervolg van ECLI:NL:RBROT:2020:3159)
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 594613 / HA RK 20-318
Beslissing van 8 april 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A.A. Kalk en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters in de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).
1. Het procesverloop en de processtukken
De meervoudige kamer voor wrakingszaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaakten, heeft op 20 maart 2020 een beslissing uitgesproken ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot wraking van rechter mr. J. de Gans in een zestal bestuurs-rechtelijke zaken. Die wrakingsprocedure draagt als kenmerk 593138 / HA RK 20-253.
Bij e-mailbericht van 7 april 2020 heeft verzoeker wraking van de rechters verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de beslissing van 20 maart 2020.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij uitspraak van 20 maart 2020 hebben de rechters in de hiervoor omschreven procedure een beslissing gegeven. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 7 april 2020 en derhalve na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank en zonder een behandeling van het verzoek op een zitting van de wrakingskamer, niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.4
Voorts overweegt de wrakingskamer het volgende:
In het e-mailbericht van 7 april 2020 deelt verzoeker onder meer het volgende mee:
“…….
Daarbij geldt dat twee dames eerder betrokken zijn geweest, hetgeen ook een grond tot wraking inhoudt, zeker nu de individuele zaken nog lopen:
(1) Mevrouw Wilbers heeft een ook al eerder betrokkenheid gehad bij een zaak van mij. Het gaat om zaaknummer C/10/546653, beschikking d.d. 23 november 2018. Zij weigerde in strijd met internationale verplichtingen de informatieregeling en evaluatieregeling uit te (laten) voeren. Hiertoe loopt overigens hoger beroep 200.254.935.
(2) Mevrouw Kalk heb ik ook al eerder meegemaakt, in de beslissing d.d. 16 januari 2018 (zaaknummer 10/541320) in de kwestie S.W. Kuip. Ook haar hoef ik niet meer te zien.
Hierbij wraak ik de beide voorgenomen wrakingsrechters.
…….”
2.5
Uit deze mededelingen van verzoeker blijkt dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder een zaak van verzoeker heeft behandeld, voor verzoeker aanleiding vormt die rechter te wraken. Naar vaste rechtspraak vormt die enkele omstandigheid niet een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat sprake is van – subjectieve dan wel objectieve – partijdigheid van een rechter. Verzoeker – die inmiddels een lange reeks van wrakingsverzoeken heeft ingediend – is met deze vaste rechtspraak genoegzaam bekend. Door in weerwil daarvan toch een wrakingsverzoek in te dienen op diezelfde grond, maakt verzoeker misbruik van het middel van wraking. Om deze redenen zal de wrakingskamer reeds nu en voor alle procedures van verzoeker, van welke aard ook, die thans bij deze rechtbank in behandeling zijn en in de komende twaalf maanden nog in behandeling zullen worden genomen, bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat is gegrond op de omstandigheid dat de gewraakte rechter(s) reeds eerder een zaak van verzoeker heeft/hebben behandeld en/of in een zaak van verzoeker een beslissing heeft/hebben genomen, niet in behandeling wordt genomen.
3. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. A.A. Kalk en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar;
- bepaalt voor alle procedures van verzoeker, van welke aard ook, die thans bij deze rechtbank in behandeling zijn en in de komende twaalf maanden nog in behandeling zullen worden genomen, dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat is gegrond op de omstandigheid dat de gewraakte rechter(s) reeds eerder een zaak van verzoeker heeft/hebben behandeld en/of in een zaak van verzoeker een beslissing heeft/hebben genomen, niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. A. Verweij en
mr. K.A. Baggerman, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A. Verweij uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. A.A. Kalk
- mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar