Prg. 1998, 4909
Immateriële schadevergoeding dient bij de vermogensvaststelling in het kader van de ABW buiten beschouwing te blijven, tenzij de hoogte daarvan niet objectief is bepaald, de uitkering oneigenlijke elementen bevat en/of exorbitant hoog is.
Rb. 's-Hertogenbosch 17-11-1997, ECLI:NL:RBSHE:1997:AI9646
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
17 november 1997
- Magistraten
R.H.M. Roelofs
- Zaaknummer
AWB95/10489ABW/RWW
- LJN
AI9646
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBSHE:1997:AI9646, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17‑11‑1997
- Wetingang
ABW art. 1 (oud); ABW art. 7 lid 1 aanhef onder b (oud); ABW art. 43 lid 2 onder j; BLN art. 8 lid 1 aanhef onder b
Essentie
Immateriële schadevergoeding dient bij de vermogensvaststelling in het kader van de ABW buiten beschouwing te blijven, tenzij de hoogte daarvan niet objectief is bepaald, de uitkering oneigenlijke elementen bevat en/of exorbitant hoog is.
Samenvatting
Na ontvangst van ca. ƒ 30 000 smartengeld werd de RWW-uitkering van eiseres gestaakt, wegens overschrijding van de vermogensgrens (art. 7 ABW-oud), volgens eiseres ten onrechte, omdat smartengeld voor de toepassing van de ABW dient te worden vrijgelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank dient een (doel)uitkering bij de vermogensvaststelling in het kader van de ABW buiten beschouwing te blijven, aangezien een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.