Hof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2017, nr. WAHV 200.192.623
ECLI:NL:GHARL:2017:3345
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
19-04-2017
- Zaaknummer
WAHV 200.192.623
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:3345, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑04‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 19‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Dat de kantonrechter - na aanhouding van de behandeling - geen vervolgzitting heeft gehouden, leidt in dit geval niet tot doorbreking van het appelverbod wegens schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
Partij(en)
WAHV 200.192.623
19 april 2017
CJIB 189623236
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 1 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,kantoorhoudende te [plaats] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.
Op 1 december 2016 is nog een schriftelijk stuk van de gemachtigde ontvangen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Hierbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
Op 27 februari 2017 is nog een schriftelijk stuk van de gemachtigde ontvangen, waarin wordt verzocht om de zaak zonder zitting af te doen.
Beoordeling
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € 23,-. Op grond hiervan dient het hoger beroep van de betrokkene in beginsel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep onder meer aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte, nadat hij de behandeling ter zitting had geschorst om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen om de gronden van het beroep in te dienen, het onderzoek heeft gesloten en de zaak heeft afgedaan zonder partijen op te roepen voor een vervolgzitting of hen voor die handelswijze toestemming te vragen. Aldus is sprake van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
3. Het hof is van oordeel dat, wanneer een beroep wordt gedaan op schending van zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling en dit beroep gegrond moet worden geacht, doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, van de WAHV is gewettigd. Indien een partij niet behoorlijk is opgeroepen om te worden gehoord en de rechter niettemin een beslissing in de zaak van die partij neemt, kan er naar het oordeel van het hof sprake zijn van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
4. Het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 18 maart 2016, waar de betrokkene noch zijn gemachtigde is verschenen, houdt voor zover van belang het volgende in:
"De kantonrechter stelt vast dat het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie geen gronden bevat. Nu uit het dossier niet blijkt dat betrokkene de gelegenheid heeft gehad dit verzuim te herstellen, wordt betrokkene alsnog deze gelegenheid geboden. De gronden van het beroep dienen uiterlijk vier weken na verzending van dit proces-verbaal door de rechtbank te worden ontvangen. Mochten de gronden van het beroep niet binnen vier weken na verzending van dit proces-verbaal zijn toegezonden dan kan het beroep, zonder een nieuwe zitting, door de kantonrechter niet-ontvankelijk worden verklaard."
5. Bij beslissing van 1 juni 2016 heeft de kantonrechter - zonder partijen op te roepen voor een vervolgzitting - het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet voldoet aan het bij artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereiste dat het de gronden van het beroep bevat en de gemachtigde dit verzuim niet binnen een hem daartoe gestelde termijn heeft hersteld.
6. De algemene rechtsbeginselen, met name het beginsel van hoor en wederhoor, brengen mee dat als uitgangspunt heeft te gelden dat, indien de behandeling ter zitting is aangehouden, een vervolgzitting dient plaats te vinden. Het hof ziet in dit geval evenwel geen aanleiding gevolgen te verbinden aan de omstandigheid dat de kantonrechter dat heeft nagelaten. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat in dit geval de kantonrechter de gemachtigde van de betrokkene, die een professioneel rechtsbijstandsverlener is, de gelegenheid heeft geboden om de nadere gronden van het beroep op te geven, maar hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt, dat de kantonrechter heeft aangegeven dat indien de gronden van het beroep niet binnen vier weken na verzending van het proces-verbaal zouden zijn toegezonden, het beroep, zonder een nieuwe zitting, niet-ontvankelijk kan worden verklaard, dat de gemachtigde in hoger beroep heeft verzocht om een behandeling ter zitting, maar dit verzoek vervolgens weer heeft ingetrokken en dat hij in hoger beroep niet heeft gesteld dat hij door de gang van zaken in zijn belangen is geschaad. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden gezegd dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak in voornoemde zin, zodat er geen reden is tot doorbreking van het appelverbod.
7. Gelet op het voorgaande zal het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.
Beslissing
Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.