Verdrag ter verzekering van de internationale eenheid en de volmaking van het metrieke stelsel
Aanhangsel n°. 1 Reglement
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1929
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding van deze wijziging is de inwerkingtreding voor het Koninkrijk der Nederlanden.
- Bronpublicatie:
20-05-1875, Stb. 1929, 219 (uitgifte: 15-05-1929, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1929
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-1875, Stb. 1929, 219 (uitgifte: 15-05-1929, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Artikel 1
Het Bureau International des Poids et Mesures wordt gevestigd in een afzonderlijk gebouw, dat alle noodige waarborgen biedt betreffende rust en hechtheid.
Het zal behalve de ruimte, ingericht voor het bewaren der standaarden, vertrekken bevatten voor de opstelling van de comparateurs en van de balansen, een laboratorium, eene bibliotheek, eene archiefbergplaats, werkkamers voor de beambten en woningen voor het bewakings- en dienstpersoneel.
Artikel 2
Het Comité international is belast met den aankoop en het in orde brengen van dit gebouw, alsmede met de inrichting van den dienst, waartoe het bestemd is.
In geval het Comité geen geschikt gebouw zou kunnen verkrijgen, zal er een onder zijne leiding en volgens zijn plannen gebouwd worden.
Artikel 3
De Fransche Regeering zal op verzoek van het Comité international de noodige schikkingen treffen om het Bureau als inrichting van algemeen nut te doen erkennen.
Artikel 4
Het Comité international zal de noodige instrumenten doen vervaardigen, zooals: comparateurs voor de standaardstreep- en eindmaten, toestellen voor de bepaling van de absolute uitzetting, balansen voor de wegingen in de lucht en in het luchtledige, comparateurs voor de geodetische meetstaven enz.
Artikel 5
De kosten van aankoop of van het bouwen van het gebouw en de kosten van inrichting en die van aankoop van instrumenten en toestellen zullen tezamen de som van frs. 400.000 niet mogen te boven gaan.
Artikel 6
De jaarlijksche inkomsten van het Bureau international bestaan uit twee deelen, het eene vast, het andere aanvullend.
Het vaste deel bedraagt, in beginsel, frs. 250.000, maar kan door een besluit van het Comité, met algemeene stemmen genomen, op frs. 300.000 worden gebracht. Het komt ten laste van alle Staten en autonome koloniën, die vóór de zesde Conférence générale tot de Meterconventie zijn toegetreden.
Het aanvullend gedeelte wordt gevormd door de bijdragen der Staten en autonome koloniën, die na genoemde Conférence générale tot het verdrag toegetreden zijn.
Het Comité is belast met het opmaken, op grond van de voorstellen van den directeur, van de jaarlijksche begrooting, zonder echter de som te overschrijden, die overeenkomstig de bepalingen der twee voorafgaande alinea's berekend is. Deze begrooting wordt elk jaar, in een speciaal financieel verslag, ter kennis gebracht der Regeeringen van de Hooge verdragsluitende partijen.
Ingeval het Comité het noodig mocht oordeelen, om hetzij het vaste deel van de jaarlijksche inkomsten tot boven de frs. 300.000 te verhoogen, hetzij de berekening van de bijdragen, vastgesteld bij artikel 20 van dit Reglement, te wijzigen, moet het de Regeeringen daarmede in kennis stellen, om haar de gelegenheid te geven, bijtijds aan hare gedelegeerden ter volgende Conférence générale de noodige instructies te geven, opdat deze laatste een geldig besluit kan nemen. Het besluit zal alleen geldig zijn, in geval geen der verdragsluitende Staten in de Conférence eene stem er tegen heeft uitgebracht of zal uitbrengen.
Indien een Staat drie jaar heeft laten verloopen zonder zijne bijdrage te storten, wordt deze onder de andere Staten naar verhouding van hunne eigen bijdragen verdeeld. De aanvullende bedragen, aldus door de Staten gestort, om het bedrag van de inkomsten van het Bureau voltallig te maken, worden beschouwd als een voorschot aan den ten achter zijnden Staat en zullen hun teruggegeven worden, indien deze alsnog zijne achterstallige bijdragen voldoet.
De voordeelen en voorrechten, verkregen door de toetreding tot de Meterconventie worden opgeschort ten opzichte van Staten, die drie jaar lang niet aan hunne verplichtingen hebben voldaan.
Na wederom drie jaren wordt de in gebreke gebleven Staat uitgesloten van het verdrag en wordt de berekening der bijdragen herzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 20 van dit Reglement.
Artikel 7
De Conférence générale, vermeld in artikel 3 van het verdrag zal, na bijeenroeping door het Comité international ten minste éénmaal in elke zes jaar te Parijs samenkomen.
Haar taak is het bespreken en het uitlokken van de noodige maatregelen voor de verbreiding en volmaking van het metrieke stelsel, alsmede het bekrachtigen van de nieuwe fundamenteele metrologische metingen, die verricht mochten zijn in het tijdsverloop tusschen hare bijeenkomsten. Zij ontvangt het verslag van het Comité international betreffende de volbrachte werkzaamheden en gaat bij geheime stemming over tot vernieuwing voor de helft van het Comité international.
De stemmingen in de Conférence générale hebben Staatsgewijze plaats; elke Staat heeft recht op ééne stem.
De leden van het Comité international hebben van rechtswege zitting in de samenkomsten van de Conférence; zij kunnen ter zelfder tijd gevolmachtigden van hunne Regeeringen zijn.
Artikel 8
Het Comité international, vermeld in artikel 3 van het verdrag, is samengesteld uit achttien leden, allen tot verschillende Staten behoorende.
Bij de vernieuwing, voor de helft, van het Comité international zijn aftredende leden in de eerste plaats degenen, die bij het openvallen van plaatsen in het tijdsverloop tusschen twee zittingen van de Conférence, voorloopig gekozen zijn; de anderen worden door het lot aangewezen.
De aftredende leden zijn herkiesbaar.
Artikel 9
Het Comité international verkiest zelf bij geheime stemming zijn voorzitter en zijn secretaris. Deze benoemingen worden ter kennis gebracht van de Regeeringen van de Hooge verdragsluitende partijen.
De voorzitter en de secretaris van het Comité en de directeur van het bureau moeten tot verschillende landen behooren.
Is het Comité eenmaal samengesteld, dan kan het niet tot nieuwe verkiezingen of benoemingen overgaan dan drie maanden, nadat alle leden in kennis zijn gesteld met het openvallen van de plaats, waardoor de aanleiding tot stemmen ontstaat.
Artikel 10
Het Comité international heeft de leiding van allen metrologischen arbeid, dien de Hooge verdragsluitende partijen zullen besluiten gemeenschappelijk te doen uitvoeren.
Het is bovendien belast met het toezicht op de bewaring van de internationale prototypen en standaarden.
Het kan, ten slotte, de samenwerking tot stand brengen van specialisten op het gebied der metrologie en de resultaten van hunnen arbeid tot een geheel brengen.
Artikel 11
Het Comité vergadert ten minste eenmaal in de twee jaar.
Artikel 12
De stemmingen in de zittingen van het Comité hebben plaats bij meerderheid van stemmen; in geval van staking van stemmen, beslist die van den voorzitter. De besluiten zijn slechts geldig, indien het aantal der aanwezige leden ten minste gelijk is aan de helft van dat der gekozen leden, die deel van het Comité uitmaken.
Onder dit voorbehoud, hebben de afwezige leden het recht hunne stemmen over te dragen aan de aanwezige leden, die van deze volmacht zullen moeten doen blijken. Hetzelfde geldt ten opzichte van de benoemingen bij geheime stemming.
De directeur van het Bureau is in het Comité stemgerechtigd.
Artikel 13
In het tijdsverloop tusschen twee zittingen heeft het Comité het recht door middel van briefwisseling te beraadslagen.
Opdat in dit geval de beslissing geldig zij, is het noodig, dat alle leden van het Comité uitgenoodigd zijn, van hunne meening te doen blijken.
Artikel 14
Het Comité international des Poids et Mesures vult voorloopig de plaatsen, die in zijn midden mochten openvallen, aan; deze verkiezingen geschieden door briefwisseling, terwijl alle leden uitgenoodigd worden daaraan deel te nemen.
Artikel 15
Het Comité international stelt een tot in bijzonderheden uitgewerkt reglement voor de inrichting en de werkzaamheden van het Bureau op en bepaalt de heffingen, die betaald moeten worden voor de buitengewone werkzaamheden, voorzien bij de artikelen 6 en 7 van het verdrag.
Deze heffingen zullen besteed worden tot volmaking van het wetenschappelijk materieel van het Bureau. Jaarlijks kan van het totale bedrag der heffingen door het Bureau, een bedrag afgezonderd worden ten bate van het Pensioenfonds.
Artikel 16
Alle verbinding van het Comité international en de Regeeringen der Hooge verdragsluitende partijen zal geschieden door tusschenkomst van hare diplomatieke vertegenwoordigers te Parijs.
Voor alle zaken, waarvan de beslissing bij een Franschen tak van dienst behoort, wendt het Comité zich tot het Ministerie van Buitenlandsche Zaken van Frankrijk.
Artikel 17
Een reglement, vastgesteld door het Comité, stelt de maximale getalsterkte vast voor elke categorie van het personeel van het Bureau.
De directeur en de onderdirecteuren worden bij geheime stemming door het Comité international benoemd. Hunne benoeming wordt ter kennis gebracht van de Regeeringen der Hooge verdragsluitende partijen.
De directeur benoemt de andere leden van het personeel, daarbij blijvende binnen de grenzen vastgesteld door het Reglement in de vorenstaande eerste alinea genoemd.
Artikel 18
De directeur van het Bureau kan tot de bewaarplaats der internationale standaarden slechts toegang verkrijgen krachtens een besluit van het Comité en in tegenwoordigheid van ten minste een van zijne leden.
De bewaarplaats der standaarden zal slechts door middel van drie sleutels geopend kunnen worden, waarvan er een in het bezit van den directeur der Archieven van Frankrijk zal zijn, de tweede in dat van den voorzitter van het Comité en de derde in dat van den directeur van het Bureau.
Alleen standaarden behoorende tot de categorie der nationale standaarden zullen voor de gewone vergelijkingswerkzaamheden van het Bureau mogen dienen.
Artikel 19
De directeur van het Bureau biedt jaarlijks aan het Comité aan:
- 1°
een financieel verslag over de inkomsten en uitgaven betreffende het voorafgaande dienstjaar, waarvoor hem na verificatie décharge zal worden verleend;
- 2°
een verslag betreffende den toestand van het materieel;
- 3°
een algemeen verslag over de in het afgeloopen jaar uitgevoerde werkzaamheden.
Het Comité international van zijn kant, zendt aan alle Regeeringen der Hooge verdragsluitende partijen een jaarverslag over het geheel van zijne wetenschappelijke, technische en administratieve werkzaamheden en van die van het Bureau.
De voorzitter van het Comité brengt in de Conférence générale verslag uit over de werkzaamheden, die sedert hare laatste bijeenkomst zijn verricht.
De verslagen en publicaties van het Comité en van het Bureau worden in de Fransche taal opgesteld en aan de Regeeringen der Hooge verdragsluitende partijen toegezonden.
Artikel 20
De schaal der bijdragen, waarvan in artikel 9 van het verdrag sprake is, wordt, wat het vaste deel betreft, vastgesteld op den grondslag van de in artikel 6 van dit Reglement vastgestelde som en op dien van de grootte der bevolking; de normale bijdrage van elken Staat kan niet lager zijn dan 0,5 % noch hooger dan 15 % van de geheele ter beschikking gestelde som, wat ook het bevolkingscijfer zij.
Om die schaal vast te stellen bepaalt men eerst, welke de Staten zijn, die in de omstandigheden verkeeren, vereischt voor dit minimum en dit maximum en verdeelt men de rest van de bij te dragen som tusschen de andere Staten evenredig aan hunne bevolkingscijfers.
De aldus berekende bijdragen gelden gedurende de geheele periode begrepen tusschen twee opeenvolgende Conférences générales en kunnen binnen dit tijdsverloop slechts gewijzigd worden in de volgende gevallen:
- a.
indien een der toegetreden Staten drie opeenvolgende jaren heeft laten verloopen, zonder zijne stortingen te doen;
- b.
indien er integendeel, doordat een Staat, die vroeger meer dan drie jaar ten achter was, zijne achterstallige bijdragen heeft gestort, aanleiding is om aan de andere Regeeringen de door haar gedane voorschotten terug te betalen.
De aanvullende bijdrage wordt volgens denzelfden bevolkingsgrondslag berekend als en is gelijk aan de bijdrage, die de in vroegere jaren tot het verdrag toegetreden Staten in dezelfde omstandigheden betalen.
Indien een tot het verdrag toegetreden Staat den wensch te kennen geeft de voorrechten ervan tot eene of meer van zijne niet autonome koloniën uitgestrekt te zien, dan zal voor de berekening van de schaal der bijdragen het bevolkingscijfer van de genoemde koloniën bij dat van den Staat worden gevoegd.
Wanneer eene als autonoom erkende kolonie mocht wenschen tot het verdrag toe te treden, wordt zij, wat betreft hare toetreding tot dit verdrag, volgens de beslissing van het Moederland, hetzij als een gedeelte daarvan, hetzij als verdragsluitende Staat beschouwd.
Artikel 21
De kosten van het aanmaken van de internationale standaarden, zoowel als van de standaarden en hulpstandaarden, bestemd om bij deze bewaard te blijven, zullen gedragen worden door de Hooge verdragsluitende partijen volgens de schaal, in het voorafgaande artikel vastgesteld.
De kosten van vergelijking en verificatie der standaarden, gevraagd door Staten, die bij dit verdrag geen partij zijn, worden vastgesteld door het Comité, overeenkomstig de heffingen, vastgesteld op grond van artikel 15 van het Reglement.
Artikel 22
Dit Reglement bezit dezelfde kracht en geldigheid als het verdrag waaraan het is toegevoegd.