HR, 26-01-2010, nr. S 07/13055
ECLI:NL:HR:2010:BK5498
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-01-2010
- Zaaknummer
S 07/13055
- LJN
BK5498
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK5498, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK5498
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑01‑2010
Inhoudsindicatie
HR herhaalt relevante overwegingen t.a.v. in bewijsoverweging genoemde, niet in de bewijsmiddelen vermelde f&o uit HR LJN BA5858. Het Hof heeft in zijn bewijsoverweging een omstandigheid aangenomen die niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid en evenmin van algemene bekendheid is, terwijl het Hof evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid het bewijsmiddel of de bewijsmiddelen heeft aangegeven waaraan het deze omstandigheid heeft ontleend. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
26 januari 2010
Strafkamer
nr. S 07/13055
Gra/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Enkelvoudige Kamer, van 17 oktober 2007, nummer 24/000269-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland, locatie Haarlem" te Haarlem.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof in zijn bewijsoverweging heeft aangenomen dat een buitenboordmotor te zwaar is om door één persoon te worden getild, terwijl dit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt en het Hof ook niet heeft aangegeven aan welke wettige bewijsmiddelen het deze omstandigheid heeft ontleend.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"verdachte op 24 augustus 2005, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rubberboot en buitenboordmotoren, toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangeefster 2], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever 1]:
"Ik doe aangifte van diefstal van mijn rubberboot, merk Zodiac, type MK1 Futura, gepleegd op 24 augustus 2005. De boot is grijs van kleur met een gele bies en was voorzien van een 8 PK buitenboordmotor van het merk Suzuki. Ik had mijn boot vastliggen middels een stalen ketting en slot aan mijn aanlegsteiger aan de achterzijde van mijn woning in [plaats].
Ik heb gekeken naar de aanlegsteiger achter mijn woning. Ik zag dat het slot waarmee de boot vastzat is doorgeknipt. In de boot lag ook een betonschaar."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 24 augustus 2005 werd door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] nabij het [adres] te [plaats] een rode Opel Astra stationwagen aangetroffen. Zij zagen dat naast deze auto een buitenboordmotor lag van het merk Mercury. In de onmiddellijke nabijheid van deze auto lag ook een rubberboot van het merk Zodiac gedeeltelijk op de walkant. In deze boot lag een betonschaar. In het water zagen zij een man zwemmen, die later na aanhouding verdachte [medeverdachte] bleek te zijn. Ook werd in de omgeving van de auto een tweede persoon aangetroffen en aangehouden. Het bleek te gaan om verdachte [verdachte]. In zijn fouillering werd een sleutelbos aangetroffen met daaraan de sleutel van de rode Opel stationwagen."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"In Lelystad ontmoette ik [medeverdachte]. Dit is dezelfde persoon die ook met mij is aangehouden afgelopen nacht. Op een gegeven moment zei [medeverdachte] dat hij naar water wilde. Ik had toen wel in de gaten wat hij van plan was. Ik had wel in de gaten dat hij wat wilde stelen. Het was omstreeks 02.00 uur. Ik heb hem naar een wijk gereden waar veel water was.
Op een gegeven moment zag ik [medeverdachte] aan komen varen in een boot. Dit was een rubberboot, grijs of wit van kleur."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
"Ik ontmoette op 23 augustus 2005 een jongen die ik ken onder de naam [verdachte]. Het is dezelfde jongen die die nacht met mij is aangehouden in Groningen. Ik kwam op een gegeven moment op het idee om een buitenboordmotor van een boot te stelen. Ik wilde naar een plek waar water en boten waren. Ik heb [verdachte] gevraagd om mij daar naartoe te brengen. [Verdachte] wilde dit wel.
[Verdachte] reed en ik zat ernaast. Op een gegeven moment kwamen wij bij een woonwijk waar water en bootjes waren. Ik liep naar een rubberboot toe, deze was grijs van kleur. Deze boot lag vast met een ketting. Met een meegenomen betonschaar knipte ik deze ketting door. Ook aan deze boot zat een buitenboordmotor, die ook vastzat met een ketting. Ik knipte de ketting door en kon toen de buitenboordmotor losmaken. Ik legde de motor in de rubberboot. Vervolgens ging ik terugvaren."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster 2]:
"Ik doe aangifte van diefstal van een buitenboordmotor van het merk Mercury. Woensdag 24 augustus zag ik dat de motor niet meer aan de boot hing. Het slot was doorgeknipt."
2.2.3. Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte heeft (...) - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Van medeplegen kan geen sprake zijn, nu er tussen verdachte en zijn mededader geen nauwe samenwerking was.
De voorzitter overweegt hieromtrent het volgende. Voor het bewezen verklaren van medeplegen zijn een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering vereist.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wist dat zijn mededader wat wilde stelen en dat verdachte hem daartoe naar het [adres] te [plaats] heeft gereden. Aldaar is een tweetal buitenboordmotoren losgeknipt en tenminste één daarvan is op de kade getild. De voorzitter leidt uit het feit dat een dergelijke motor te zwaar is om door één persoon te worden getild af dat verdachte hierbij heeft geholpen. Gelet op al deze omstandigheden is de voorzitter van mening dat sprake is van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Het verweer wordt verworpen."
2.3. Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus
- al dan niet in reactie op een bewijsverweer - beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging
(a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en
(b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 23 oktober 2007, LJN BA5858, NJ 2008, 70).
2.4. In aanmerking genomen dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid en het evenmin van algemene bekendheid is dat de in de bewezenverklaring bedoelde buitenboordmotoren te zwaar zijn om door één persoon te worden getild, en dat het Hof in zijn overweging niet met voldoende mate van nauwkeurigheid het bewijsmiddel of de bewijsmiddelen heeft aangegeven waaraan het deze omstandigheid heeft ontleend, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 januari 2010.