Rb. Gelderland, 13-12-2017, nr. 5881213
ECLI:NL:RBGEL:2017:6405
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
13-12-2017
- Zaaknummer
5881213
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2017:6405, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 13‑12‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:10568
- Vindplaatsen
NTHR 2018, afl. 2, p. 105
Uitspraak 13‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Effectenleasezaak-Schadeverdeling
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5881213 \ CV EXPL 17-5795 \ 668
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[Rechtspersoon A]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde Leaseproces
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dexia Nederland B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde USG Legal Professionals BV (Amsterdam)
Partijen worden hierna [Rechtspersoon A] en Dexia genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2017
- de akte na tussenvonnis van Dexia
- de antwoordakte van [Rechtspersoon A] .
2. De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
2.1.
Uit tussenvonnis vloeit voort dat Dexia onverkort verplicht is het door [Rechtspersoon A] ten gevolge van het sluiten van de effectenleaseovereenkomsten geleden nadeel te vergoeden. Gelet op de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015 moet worden vastgesteld dat de billijkheid eist dat de vergoedingsplicht van Dexia tegenover [Rechtspersoon A] geheel in stand blijft en hieraan doet niet af dat het gerechtshof te Amsterdam een afwijkend standpunt inneemt.
2.2.
Hieruit volgt dat schadeverdeling op grond van eigen schuld van [Rechtspersoon A] niet meer aan de orde is. Het op dit onderdeel door Dexia gevoerde betoog, waarbij wel met eigen schuld rekening wordt gehouden, wordt verworpen.
2.3.
De terugbetalingsverplichting van Dexia bestaat in de eerste plaats in de verplichting tot terugbetaling van de inleg te vermeerderen met de wettelijke rente steeds vanaf de datum van elke afzonderlijke betaling door [Rechtspersoon A] .
2.4.
Voor terugbetaling komt voorts in aanmerking de restschuld die door [Rechtspersoon A] is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van betaling door [Rechtspersoon A] .
2.5.
Tussen partijen is evenmin in discussie dat het door [Rechtspersoon A] ontvangen dividend te vermeerderen met de wettelijke rente steeds vanaf de datum van elke dividenduitkering, in mindering dient te worden gebracht op het door Dexia terug te betalen bedrag. Dit laatste geldt ook voor de uitkering die op 18 januari 2012 aan [Rechtspersoon A] is gedaan.
2.6.
Partijen verschillen niet langer van mening over het antwoord op de vraag of door [Rechtspersoon A] genoten fiscaal voordeel in mindering dient te worden gebracht op het door Dexia terug te betalen bedrag. Dit dient te gebeuren voor € 4.529,86.
2.7.
Nu de vordering van [Rechtspersoon A] in conventie grotendeels wordt toegewezen acht de kantonrechter het redelijk hem een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten toe te kennen, gebaseerd op het rapport VoorWerk II, neerkomend op, zoals [Rechtspersoon A] terecht stelt, € 1.785,00.
2.8.
Het voorgaande leidt tot de hierna te geven beslissing. Dexia is in overwegende mate in het ongelijk gesteld in conventie en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. In reconventie is in het tussenvonnis al over de kosten beslist.
3. De beslissing
De kantonrechter
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat Dexia ten aanzien van de effectenleaseovereenkomsten met de nummers [6 nummers] op de in het tussenvonnis van 11 oktober 2017 bedoelde wijze onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Rechtspersoon A] ,
3.2.
veroordeelt Dexia tot vergoeding van de door [Rechtspersoon A] ten gevolge van dit onrechtmatig handelen geleden schade in dier voege dat zij hem dient te betalen hetgeen hij heeft voldaan aan inleg (€ 33.626,28) met de wettelijke rente steeds vanaf de dag van elke betaling door [Rechtspersoon A] tot aan de dag van volledige betaling, en aan restschuld (€ 8.008,02) met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2005 tot aan de dag van volledige betaling, op welke door Dexia te betalen bedragen in mindering wordt gebracht hetgeen [Rechtspersoon A] aan dividenden heeft ontvangen (€ 8.372,82) met de wettelijke rente steeds vanaf de datum van dividendbetaling tot aan de dag van volledige betaling, de uitkering die [Rechtspersoon A] heeft ontvangen (€ 7.137,78) met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2012 tot aan de dag van volledige betaling en het door [Rechtspersoon A] genoten inkomstenbelastingvoordeel (€ 4.529,86),
3.3.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [Rechtspersoon A] begroot op € 97,31 aan explootkosten, € 78,00 aan griffierecht en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde,
3.4.
veroordeelt Dexia tot betaling aan [Rechtspersoon A] van € 1.785,00,
3.5.
verklaart deze veroordeling onder 3.2, 3.3 en 3.4 uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
Wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.7.
wijst de vordering af,
3.8.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van [Rechtspersoon A] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op | ||