De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. In de volgende noten wordt voor de vindplaats telkens verwezen naar het desbetreffende zaaksdossier, afgekort met ZD.
Rb. Noord-Holland, 18-01-2016, nr. 15/800047-15
ECLI:NL:RBNHO:2016:232
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
18-01-2016
- Zaaknummer
15/800047-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:232, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 18‑01‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 18‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Veroordeling wegens medeplegen voorbereidingshandelingen, poging en voltooide plofkraak. Vrijspraak van betrokkenheid bij twee andere ram-/plofkraken en van lidmaatschap criminele organisatie. Voortgezette handeling. Verwerping betrouwbaarheidsverweer NFI-deskundigen en DNA-rapportages.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800047-15 (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 december 2015 en 4 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
verblijfsadres [adres] , [woonplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1 Primair (poging plofkraak Hoorn , zaaksdossier 10):
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn , gemeente Hoorn , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een (ING) geldautomaat (gelegen aan de Grote Noord) teweeg te brengen door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn , gemeente Hoorn , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (ING) geldautomaat (gelegen aan de Grote Noord ), weg te nemen (een hoeveelheid) geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), gekleed in zwarte kleding en/of
een kogelvrij vest en/of (een) bivakmuts(en), gasflessen en/of een ontstekingsmechanisme (taser) en/of een moker en/of een personenauto met (een voorbereiding voor een) ramconstructie bij en/of in de omgeving van voormelde geldautomaat heeft/hebben neergezet en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 januari 2015 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (plofkraak te Hoorn )
(namelijk: het op 30 januari 2015 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn , terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of het op 30 januari 2015 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking)
opzettelijk (tezamen en in vereniging met (een) ander(en)) zwarte kleding en/of een kogelvrij vest en/of (een) bivakmuts(en) en/of gasflessen en/of een ontstekingsmechanisme (taser) en/of een moker en/of een personenauto met (een voorbereiding voor) een ramconstructie, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 2 (poging plofkraak te Almere , zaaksdossier 2):
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Almere , gemeente Almere , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat (van de SNS-bank) teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Almere , gemeente Almere , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (van de SNS-bank), weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld te verschaffen
en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) brandba(a)re gas(sen) in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en/of dit/deze brandba(a)re gas(sen) (vervolgens) (in die geldautomaat) tot ontsteking en/of ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) met een (geprepareerde) (ram)auto (Hyundai bestelbus) een of meermalen tegen de/een toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 3 (plofkraak Laren , zaaksdossier 1):
hij op of omstreeks 03 maart 2011 te Laren , gemeente Laren , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 03 maart 2011 te Laren , gemeente Laren in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld (106.088,00 dan wel 10.608,80 euro), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of met een geprepareerde (ram)auto (Hyundai bestelbus) de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
Feit 4 (plofkraak te Joure , zaaksdossier 9):
hij op of omstreeks 03 juni 2014 te Joure , gemeente Friese Meren , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas(sen) in voornoemde geldautomaat te brengen en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
hij op of omstreeks 03 juni 2014 te Joure , gemeente Joure in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld (ongeveer 15.530 euro), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of dat geld heeft verschaft en/of dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking,
immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) gas(sen) in voornoemde geldautomaat gebracht en/of (vervolgens) tot ontsteking en/of ontbranding gebracht en/of met een (ram)auto de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en/of de kluisruimte betreden;
Feit 5 (voorbereidingshandelingen plofkraak Bergeijk , zaaksdossier 7):
hij op of omstreeks de periode van 12 april 2014 tot en met 14 april 2014 te Bergeijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (plofkraak) (namelijk: het op of omstreeks 12 april 2014, in elk geval in de maand april 2014 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat in de omgeving van Bergeijk , in elk geval in Nederland, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich
bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of
hij op of omstreeks 12 april 2014, in elk geval in de maand april 2014, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) uit een geldautomaat in de omgeving van Bergeijk , in elk geval in Nederland, weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking)
opzettelijk (tezamen en in vereniging met (een) ander(en)) twee tassen met daarin bivakmuts(en) en/of een paar handschoenen en/of een breekijzer (merk: Roughneck) en/of een stopwatch en/of diverse gereedschap en/of (twee aan elkaar getapte) gasflessen en/of een stroomstootwapen en/of een (gestolen) personenauto (merk: BMW), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 6 (criminele organisatie, zaaksdossier 8):
hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 30 april 2015 in Zwaag en/of Haarlem en/of Hoorn , althans in het arrondissement Noord Holland en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van diefstal(len) en/of heling (diefstal/heling van auto's en/of kentekenplaten; art 310/311/416 Sr) en/of het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting en/of/gevolgd door diefstal uit geldautomaten (plofkraken) en/of het plegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen en/of opzettelijke brandstichting (voorbereidingshandelingen plofkraken).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Inleiding
In de periode 2011 – 2015 zijn in het land diverse ram-/plofkraken gepleegd op geldautomaten van banken. Tot eind april 2015 zijn er 498 kraken geteld. Binnen de politieregio Noord-Holland waren dat er in diezelfde periode 29. Begin januari 2013 is binnen politie-eenheid Noord-Holland een speciaal team vrijgemaakt voor onderzoek naar deze ram-/plofkraken. Dat onderzoek, genaamd Alkes, heeft geresulteerd in twaalf zaaksdossiers, waaruit één of meer feiten zijn opgenomen op de dagvaardingen van zes verdachten.
De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met een of meer ander(en), heeft schuldig gemaakt aan:
- -
feit 1: primair een poging ram-/plofkraak in Hoorn op 30 januari 2015, subsidiair de voorbereidingshandelingen daartoe,
- -
feit 2: een poging ram- /plofkraak in Almere op 17 maart 2011,
- -
feit 3: een ram- /plofkraak in Laren op 3 maart 2011,
- -
feit 4: een ram- /plofkraak in Joure op 3 juni 2014,
- -
feit 5: het verrichten van voorbereidingshandelingen voor een ram-/plofkraak in Bergeijk op 12 april 2014 dan wel in de periode van 12 tot en met 14 april 2014,
- -
feit 6: het lidmaatschap van een criminele organisatie.
4. Bewijs
4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de overige, onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van zijn aan het proces-verbaal van de zitting gehechte pleitnotitie, bepleit verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Daarbij heeft hij -kort gezegd- onder meer het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft de deskundigheid van medewerkers van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) betwist en daartoe gewezen op de (on)nauwkeurigheid waarmee door NFI medewerkers rapportages zijn opgesteld. Volgens de verdediging dient daarom in het bijzonder het NFI rapport in de zaak Joure , opgesteld door dr. [deskundige] , buiten beschouwing te worden gelaten nu in dat rapport niet is vermeld dat er een vergelijkend onderzoek heeft plaatsgevonden met het profiel van verdachte. Deskundige [deskundige 2] heeft, gehoord als deskundige ter terechtzitting van 17 december 2015, hier weliswaar een toelichting op gegeven, maar zij heeft naar mening van de raadsman daarmee die omissie wel op een heel gemakkelijke manier weggeveegd. Bovendien heeft zij tijdens haar verhoor ter terechtzitting een cruciale fout gemaakt door een verbale waarschijnlijkheidsuitspraak te doen, hetgeen volgens het boek van Meulenbroek uit 2012 niet mogelijk is bij een onvolledig DNA-profiel.
Daarnaast zijn volgens de raadsman zowel politie als het Openbaar Ministerie sturend geweest in de aanvragen voor DNA-onderzoek. Een aantal aanvragen is jaren later pas ingediend, waarbij gericht is gezocht naar een match met verdachte.
De raadsman is van mening dat dientengevolge de desbetreffende rapportages niet aan het bewijs kunnen bijdragen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een alternatieve lezing heeft voor zijn aanwezigheid in de Jan van Necksteeg . Bovendien zou verdachte die nacht te zien zijn geweest op camerabeelden bij de gevangenis en bij de haven in Hoorn . Ondanks dat verdachte na zijn aanhouding direct op de beelden heeft gewezen, zijn deze – voor zover bij de verdediging bekend – niet veiliggesteld en/of onderzocht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wijst de raadsman erop dat pas in 2014 aanvragen in zijn gediend voor onderzoek van de schroevendraaier. Niet duidelijk is waar de schroevendraaier na 17 maart 2011 bewaard is gebleven. Niet kan worden uitgesloten dat het aangetroffen DNA van verdachte op een eerder moment op de schroevendraaier, zijnde een verplaatsbaar object, is terechtgekomen. Dit klemt te meer nu er eveneens DNA van minimaal één ander persoon op de schroevendraaier is aangetroffen.
Bij de zaak in Laren (feit 3) lijkt het er, zijns inziens, op dat de hoofdlamp bewust is achtergelaten op de plaats delict.
Ook in de zaak Bergeijk (feit 5) is niets vermeld over het veiligstellen van de aangetroffen goederen. De chain of custody is derhalve niet gewaarborgd vanaf de plaats van aantreffen van de goederen tot het moment van afgifte van de goederen bij de Forensische Dienst in Eindhoven.
Bij veel zaken gaat het om een onvolledig DNA mengprofiel op verplaatsbare, niet delictgerelateerde objecten. Een match met het DNA-profiel van verdachte zegt iets over het bronniveau, maar niet over het activiteitenniveau. Biologische contactsporen zijn meestal veel minder duidelijk dan klassieke biologische sporen. Daarom leveren ze meestal geen direct bewijs en is het in de verschillende zaken aangetroffen DNA van verdachte onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen.
4.3.
Algemene bewijsoverwegingen DNA-onderzoek
Geenszins is gebleken van beïnvloeding van het NFI door politie en/of Openbaar Ministerie. Dat een aantal aanvragen enige tijd na het veiligstellen van sporen (nogmaals) is ingestuurd waarbij de DNA-profielen uit de sporen zijn vergeleken met het DNA-profiel van verdachte, die inmiddels in het onderhavige onderzoek als zodanig naar voren was gekomen, maakt dit niet anders. Voorts is bij elk afzonderlijk onderzoek specifiek vermeld wat de bewijswaarde van een match is.
De rechtbank kan de raadsman niet volgen in zijn betoog dat het vaststellen van de
bewijswaarde in een aantal gevallen niet mogelijk zou zijn. Immers, deskundige mevrouw [deskundige 2] heeft, gehoord als deskundige ter terechtzitting, uitleg gegeven over de ontwikkelingen van DNA-onderzoek na uitgifte van het boek van Meulenbroek waardoor het thans wel mogelijk is om in een aantal gevallen voor complexe profielen een statistische onderbouwing te geven. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen.
Evenmin ziet de rechtbank in het overige door de raadsman aangevoerde, noch anderszins, aanleiding de deskundigheid van de rapporteurs van het NFI of de betrouwbaarheid van de door hen opgemaakte rapportages in twijfel te trekken. Daarom zal de rechtbank de resultaten van de DNA-onderzoeken van het NFI gebruiken voor het bewijs.
4.4.
Vrijspraak feiten 1 primair, 3, 5 en 6
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 3, 5 en 6 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 1 primair ( Hoorn , zaaksdossier 10)
In de steeg, waar verdachte is aangehouden, zijn weliswaar aan ram-/plofkraken gerelateerde goederen aangetroffen maar niet is gebleken dat deze zijn gebruikt bij verrichtingen aan de zich in die steeg bevindende geldautomaat, dan wel een nabijgelegen geldautomaat, die zouden gaan uitmonden in een ram-/plofkraak. Evenmin is gebleken dat hier op andere wijze een aanvang mee is gemaakt. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat er al een begin van uitvoering is geweest en is er geen sprake van een poging tot een ram- plofkraak.
Feit 3 ( Laren , zaaksdossier 1)
Op 3 maart 2011 vindt omstreeks 03.50 uur een ram- /plofkraak plaats bij de geldautomaat van de SNS Bank aan de Sint Jansstraat in Laren . Een getuige ziet, nadat hij is gewekt door een harde klap, drie of vier mannen in donkere kleding rondom de geldautomaat spullen van de grond pakken. De mannen dragen geen bivakmutsen. De getuige hoort de mannen tegen elkaar schreeuwen met een buitenlands, mogelijk Oost-Europees, accent. Verbalisanten treffen schuin op de weg voor de geldautomaat een groene Hyundai bestelbus aan voorzien van een stormram. De gehele gevel van de geldautomaat is, kennelijk door een ontploffing, weggeslagen en ligt op de grond voor de groene bus. Op de vernielde geldautomaat wordt een hoofdlamp aangetroffen.
Uit de bemonstering van de buitenzijde van de elastische band van deze hoofdlamp is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Na handmatige vergelijking is een match gerapporteerd tussen dit DNA-mengprofiel en het DNA-profiel van verdachte. Daarbij is geconcludeerd dat verdachte één van de celdonoren kan zijn van het celmateriaal in deze bemonstering. Het is niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match. Hoogstens kan worden gerapporteerd in verbale termen van waarschijnlijkheid. Daarvoor is aanvullend DNA-onderzoek nodig. Dat heeft niet plaatsgevonden.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de elastische band van de hoofdlamp is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vier personen. Dit mengprofiel is gezien het grote aantal minimale donoren niet geschikt voor betrouwbaar vergelijkend DNA-onderzoek.
Nadat twee weken later een poging ram-/plofkraak plaatsvindt op de SNS Bank in Almere , waarmee verdachte ook in verband wordt gebracht, wordt door het NFI een vergelijkend tape-onderzoek uitgevoerd. Geconstateerd wordt dat de in Laren aangetroffen tape (op het uiteinde van een circa 80 cm lange aluminium buis) en de in Almere aangetroffen tape (op het stroomstootwapen) niet van elkaar zijn te onderscheiden. Geconcludeerd wordt dat de resultaten van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de stukken tape afkomstig zijn van één rol zwart duct tape dan wanneer deze afkomstig zijn van verschillende rollen zwart duct tape.
De rechtbank concludeert dat de hoofdlamp, overigens wel een delict gerelateerd object, kennelijk door meer personen is gebruikt. Gezien de aangetroffen mengprofielen op de band van de hoofdlamp kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat de hoofdlamp door een ander persoon is achtergelaten, op een inderdaad merkwaardige plaats (hangend aan een paal op de ontplofte pinautomaat). Noch in het vergelijkend tape-onderzoek noch op andere wijze kan in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting ondersteunend bewijs van verdachtes betrokkenheid bij deze ram-/plofkraak worden gevonden. Voorts wordt in de getuigenverklaring gesproken over mannen met een Oost-Europees accent. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat deze omschrijving niet op verdachte van toepassing is. Verdachte dient derhalve van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 5 ( Bergeijk , zaaksdossier 7)
Op zaterdag 12 april 2014 wordt na een melding een grijze BMW met kenteken
[kenteken] aangetroffen op het erf van een boerderij aan de Bredasedijk 43 in Bergeijk . Onbekenden hebben de auto daar achtergelaten. Na onderzoek blijkt dat het slot van het bestuurdersportier ‘beschadigd’ is en dat de rechter voorband van de auto niet meer op de velg zit. De band wordt op diezelfde dijk nabij nummer 20 aangetroffen. In het dashboardkastje wordt een kentekenbewijs [kenteken] gevonden. Bij navraag blijkt de BMW in de nacht van 6 op 7 april 2014 in Amsterdam te zijn gestolen. In de kofferbak van de auto worden een zwarte jerrycan en een transparante kunststof slang aangetroffen. De slang, die naar benzine ruikt, is kennelijk bedoeld om brandstof over te hevelen.
Twee dagen later worden in een weiland nabij Bredasedijk 32 twee tassen en een breekijzer Roughneck 36 inch aangetroffen. In de Enrico Benetti tas zitten twee zwarte bivakmutsen, een paar handschoenen, een breekijzer Roughneck 24 inch, een stopwatch, twee schroevendraaiers (een met een platte kop en een met een kruiskop), een platte beitel, twee scharen, een spuitbus met remmenreiniger, een vuisthamer, een rol plakband en een wegwerp vaatdoek. In de Active Leisure tas worden twee gasflessen aangetroffen, aan elkaar getapet met plakband. Op de ene fles staat “Acetylene” en op de andere fles “Oxygen”. Tussen de beide cilinders is een handvat gecreëerd van een aluminium beugel, welke met plakband bekleed is. In de nabijheid van de tassen wordt ook, gedeeltelijk verpakt in een boodschappentas, een geprepareerd stroomstootwapen aangetroffen. Dit stroomstootwapen is met een lange draad verbonden aan een buis. Het is verbalisant [B] ambtshalve bekend dat de combinatie van deze goederen gebruikt zou kunnen worden voor het uitvoeren van een ram-/plofkraak. Ook de rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om goederen die gebruikt kunnen worden bij een plofkraak. Gezien de aangetroffen voorwerpen lijkt er derhalve sprake te zijn van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak.
Uit de bemonstering van de binnenzijde rondom het mondgat van een van de aangetroffen bivakmutsen is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit mengprofiel. Het is niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match. Hoogstens kan worden gerapporteerd in verbale termen van waarschijnlijkheid. Daarvoor is aanvullend DNA-onderzoek nodig, hetgeen niet heeft plaatsgevonden.
Uit de bemonsteringen van de binnenzijde van de linker- en rechterhandschoen zijn mengprofielen verkregen van minimaal vier (linkerhandschoen) en vijf (rechterhandschoen) personen. Het DNA-profiel van verdachte matcht met deze mengprofielen. Op zichzelf lijkt verdachte dus in verband te kunnen worden gebracht met de ter plaatse aangetroffen goederen.
Echter op zowel de bivakmuts als op beide handschoenen zijn DNA-mengprofielen aangetroffen van meer personen. Kennelijk worden deze goederen in een bepaald circuit door verschillende personen gedragen. Hoewel duidelijk is dat verdachte in aanraking is geweest met deze goederen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte omstreeks 12 april 2014 de laatste drager van deze kledingstukken is geweest en de desbetreffende voorbereidingshandelingen heeft verricht. Verdachte dient daarom van het onder 5 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 6 (criminele organisatie, zaaksdossier 8)
Aan verdachte is ten laste gelegd de deelname aan een criminele organisatie (artikel 140 Sr). Dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij een ram-/plofkraak, een poging daartoe en de voorbereidingen tot een derde, maakt nog niet dat hij daardoor deel uitmaakt van een criminele organisatie.
Wil sprake kunnen zijn van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr, dan moet daarin een gestructureerd samenwerkingsverband aanwijsbaar zijn, binnen welk verband gemeenschappelijke regels gelden en een gezamenlijke doelstelling bestaat ter verwezenlijking waarvan de deelnemers in een zekere duurzaamheid, met enige continuïteit samenwerken. Aan het bestaan van een organisatie als waarvan hier sprake is, worden daarom andere eisen gesteld dan de eisen die gelden voor het bewijs van deelneming aan strafbare feiten.
In het zaaksdossier 8 wordt een zeer groot aantal ram-/plofkraken beschreven in de periode 2011 tot en met 2015. Dat er bij een ram-/plofkraak moet worden samengewerkt is evident nu de uitvoering van dit delict meer deelnemers vereist. Veelal is sprake van tenminste twee vervoersmiddelen, meestal auto’s die bij de kraken worden gebruikt; één als ramauto en een vervoersmiddel om te vluchten. Hierdoor zijn in ieder geval minstens twee personen betrokken. Ook dienen er handelingen te worden verricht aan of bij de te kraken pinautomaat, dit vereist eveneens mankracht. Uit verschillende getuigenverklaringen bij enkele feiten blijkt voorts dat er twee, drie of vier daders worden gezien. Bovendien is bij de beschreven methode van rammen door middel van een ram in een gelaste constructie op een auto sprake van deskundige voorbereiding. Dat geldt in ieder geval voor enkele tientallen beschreven zaken.
Dat meer personen met elkaar hebben samengewerkt staat dan ook wel vast.
Echter enig contact tussen de respectievelijke verdachten in het onderzoek Alkes is in het geheel niet vastgesteld. Of, en zo ja op welke wijze, zij georganiseerd hebben samengewerkt is daardoor niet vast te stellen. Evenmin kan worden vastgesteld dat er een structuur in de organisatie was of dat sprake was van een bepaalde regels c.q. een rolverdeling tussen de verdachten.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir de onderbouwing van het bestaan van een criminele organisatie met name gebaseerd op de gestelde overeenkomsten tussen de in het dossier beschreven ram-/plofkraken. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen waarin de onderhavige ram-/plofkraken specifiek afwijken van andere, en de beschreven ram-/plofkraken lijken verder op een aantal punten ook onderling van werkwijze te verschillen. De gestelde overeenkomsten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake was van een criminele organisatie.
Zodoende is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.5.
Redengevende feiten en omstandigheden1.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 1 subsidiair ( Hoorn , zaaksdossier 10)
Op vrijdag 30 januari 2015, omstreeks 04.10 uur surveilleren de hoofdagent van politie [G] en agent van politie [Y] in het centrum van de gemeente Hoorn (NH). [G] bevindt zich te voet op de openbare weg de Nieuwe Noord en [Y] rijdt in een surveillance auto op omliggende wegen.
Lopende op de Nieuwe Noord te Hoorn hoort [G] het geluid van een scooter die vervolgens wordt uitgezet en een claxon. [G] loopt in de richting van het geluid van de scooter en ziet op de hoek Grote Noord / Jan van Necksteeg een slanke man en een forse man staan, die geheel in het zwart gekleed zijn en beide een bivakmuts dragen. Tevens hoort hij een tingelend geluid wat hij herkent als het slepend geluid van een ijzeren pijpje over de straatstenen.
Vervolgens ziet [G] dat, als er over de Grote Noord een strooiwagen aan komt rijden, de beide mannen de Jan van Necksteeg in gaan zodat de strooiwagen ze niet kan zien. Als [G] iets verder door loopt ziet hij op het Achterom de twee mannen staan ter hoogte van de Jan van Necksteeg , een van de mannen heeft een grijze scooter in zijn handen. Beide mannen lopen de Jan van Necksteeg weer in. [G] besluit tot aanhouding van de mannen en geeft aan [Y] door dat hij kan oprijden zodat ze de mannen kunnen insluiten.
Op het moment dat [G] daartoe de steeg in rent, komt één verdachte uit de steeg rennen. [G] wil de man aanhouden maar komt met hem in botsing waardoor dit niet lukt. De man rent weg het Achterom op in de richting van de Nieuwsteeg . [G] omschrijft de man als iemand met een fors postuur van 1.60 meter lang, geheel in het zwart gekleed met een zwarte nylon jas.
[G] ziet vervolgens een zwarte scooter op zich af komen rijden. De scooter voert geen verlichting en de bestuurder draagt zwarte kleding en een bivakmuts. [G] hoort dat de bestuurder vol gas geeft en recht op hem afrijdt. [G] roept: “Stoppen. Politie” maar de scooter mindert geen vaart. Op het moment dat de scooter [G] passeert houdt hij met geweld de bestuurder aan, die later verdachte blijkt te zijn. [G] hoort dat verdachte hierbij meteen zegt: “Waarvoor ben ik aangehouden. Ik hoor niet bij die andere twee? Ik weet niet wat ze daar deden”.
Op dat moment ziet [G] een zwarte tas staan in het midden van de Jan van Necksteeg . Voorts staan in de Jan van Necksteeg , ter hoogte van een kabelkast, om de hoek bij de ING pinautomaat, twee aan elkaar getapete gasflessen, waar een slang aan vast zit met een metalen strip.
[G] herkent deze goederen ambtshalve als een vaak gebruikt middel om een geldautomaat op te blazen.
De scooter waarop de verdachte reed was zwart gespoten waarbij door de zwarte verf nog rood te zien was, het achterlicht van de scooter was afgeplakt met zwart duct tape, er was geen kenteken op gemonteerd, en het contactslot was verwijderd.2.
Verbalisant [Y] hoort via de portofoon van [G] , dat deze twee verdachte personen in het zicht heeft ter hoogte van de Grote Noord te Hoorn waarna hij naar de kruising Breed / Grote Noord rijdt. Na enkele seconden krijgt hij van [G] het verzoek op te rijden waarop hij richting de Rode Steen rijdt. Onderweg ziet hij niemand. Net voordat hij bij de Jan van Necksteeg aankomt ziet hij een grijze scooter keihard de Jan van Necksteeg uit rijden, de Grote Noord op. Er zit een in het zwart geklede persoon met een zwart hoofddeksel op de scooter en de scooter is niet voorzien van een kentekenplaat. [Y] zet de achtervolging in en ziet dat de bestuurder van de scooter onder het rijden goederen weggooit. De persoon op de grijze scooter duikt de Grote Havensteeg in waarbij hij bijna tegen een strooiwagen aan botst. Aan het eind van de Grote Havensteeg gaat de scooter richting Visserseiland . De Grote Havensteeg is niet breed genoeg voor een dienstvoertuig zodat [Y] de achtervolging staakt en terugrijdt naar [G] .
Hij ziet dan, evenals [G] , dat er in het midden van de Jan van Necksteeg , een zwarte tas is achtergelaten. Hierin zitten metalen kraaienpoten. Aan het begin van de steeg, aan de zijde van de Grote Noord , ziet hij een moker staan. Later ziet hij ook de twee gasflessen die naast een kabelkast in de steeg zijn achtergelaten.3.
Verbalisant [V] hoort dat de berijder van de grijze scooter enkele goederen had weggegooid op de Grote Noord . Op de Grote Noord treft hij vervolgens onder meer een metalen buis aan, met daaraan gekoppeld een zwarte slang en hieraan gekoppeld een taser.4.
[Y] neemt als hij terugkomt bij [G] , de inmiddels door [G] aangehouden verdachte van hem over en hoort deze, als hij hem naar zijn naam vraagt , zeggen: “Wij hebben niks gedaan. Ik zeg niets”. Bij de veiligheidsfouillering van verdachte constateert [Y] dat verdachte een kogelwerend vest draagt.5.
Medeverdachte [medeverdachte] (verder te noemen [medeverdachte] ) wordt rond 04.35 uur die nacht met behulp van een hondengeleider aangehouden, zittend tegen een boom bij de binnentuin van Visserseiland .6.
[G] hoort rond 04.35 uur via de portofoon dat er een tweede verdachte is aangehouden. Hij gaat ter plaatse en ziet daar een geheel in het zwart geklede man tegen een boom zitten. Bij het overeind helpen van de man herkent hij deze als degene die hij als eerste uit de Jan van Necksteeg het Achterom op zag rennen. Hij herkent hem aan zijn forse postuur, lengte en nylon jas.7.
De in de Jan van Necksteeg aangetroffen zwarte sporttas met de kraaienpoten is veiliggesteld en voor DNA-onderzoek naar het NFI gezonden.8.Op het handvat van deze sporttas wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen waarvan minimaal één man; het celmateriaal kan afkomstig zijn van medeverdachte [medeverdachte] en minimaal twee andere personen. Een matchkans is niet berekend.9.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aangetroffen goederen, in het bijzonder de sporttas met de kraaienpoten, de moker, de gasflessen en de taser, en de plek waar deze zijn aangetroffen, te weten in de directe nabijheid van een pinautomaat, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat er sprake was van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak. De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de overige in het dossier beschreven ram- en plofkraken waarbij soortgelijke goederen zijn gebruikt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte als medepleger van deze voorbereidingshandelingen moet worden aangemerkt. Verdachte wordt rond 04.00 uur in de steeg waar de desbetreffende goederen zijn aangetroffen, aangehouden op een scooter met afgeplakte verplichting en zonder kenteken. Verdachte is geheel in het zwart gekleed en draagt op dat moment een bivakmuts en een kogelvrij vest. Bovendien zegt hij bij zijn aanhouding direct tegen de verbalisanten dat hij niet bij de andere twee hoort en niets gedaan heeft. Verdachte heeft eerst op de inhoudelijke zitting van 4 januari 2016 een verklaring willen afleggen over zijn aanwezigheid die avond op de plaats delict en pas toen gesteld dat hij zich daar bevond omdat hij stond te wachten op een kennis die drugs aan het kopen was. De naam van deze kennis wil verdachte niet noemen.
De rechtbank acht deze, volstrekt onverifieerbare verklaring die nergens steun vindt, ongeloofwaardig en gaat hier aan voorbij. De rechtbank betrekt hierbij de andere in dit vonnis bewezenverklaarde, soortgelijke feiten alsmede de eerdere veroordeling van verdachte voor een ram-/plofkraak op 3 juni 2010. Deze omstandigheden maken dat van verdachte verwacht mag worden dat hij een ontzenuwende, verifieerbare en aannemelijke verklaring aflegt over de uiterst bezwarende omstandigheden waaronder dat hij op de plaats delict is aangetroffen.
Verdachte heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat hij te zien moet zijn op camerabeelden bij de gevangenis in Hoorn , eerder die avond. De rechtbank wil aannemen dat dit inderdaad het geval is, maar dit doet aan het voorgaande niets af. De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een plofkraak.
Feit 2 (Almere, zaaksdossier 2)
Op 17 maart 2011 bevindt verbalisant [F] zich buiten dienst in een pand aan de Schoutstraat te Almere . Omstreeks 03.56 uur hoort hij een luide knal, vervolgens motorgeluiden en dan nog een luide knal. Wanneer hij naar het raam loopt, hoort hij een explosie. Vanaf het balkon ziet hij een donkere Mercedes stationwagen met openstaande achterklep aan de linkerzijde van de rijbaan met zijn neus in de richting van de Spoordreef staan. Op de Marktmeesterstraat , ter hoogte van de pinautomaat, staat een wit busje dwars over de rijbaan met de neus in de richting van de SNS-bank. Achter het stuur van de Mercedes zit een persoon. Wanneer de man uitstapt, ziet de verbalisant dat de man een licht gezet postuur heeft, geheel in het zwart gekleed is en een bivakmuts draagt (dader 1). Een tweede man met donkere kleding en bivakmuts (dader 2) rent met een breekijzer in de hand vanaf de Marktmeesterstraat in de richting van de donkere Mercedes. De beide mannen spreken met elkaar, waarna dader 2 weer terug rent de Marktmeesterstraat in. Dader 1 sluit de achterklep van de Mercedes, neemt plaats achter het stuur en rijdt de Mercedes wat heen en weer zodat hij vrijwel op dezelfde plaats tot stilstand komt, maar nu aan de rechterzijde van de rijbaan. De verbalisant hoort meerdere keren de claxon van de Mercedes. Wanneer een politievoertuig de Schoutstraat in rijdt, komt dader 2 met een derde in het donker geklede man uit de Marktmeesterstraat rennen.10.Andere verbalisanten zien dat de mannen in de Mercedes stappen, die er met gedoofde lichten en hoge snelheid vandoor gaat. Op de Marktmeesterstraat blijft recht tegenover de deur van de SNS-Bank een witte bus achter, merk Hyundai.11.Een getuige heeft gezien dat het busje de pinautomaat ramde.12.De voorzijde van de bus is ernstig beschadigd en er ligt glas in de deuropening van de SNS-Bank. De deur en de pui zijn ontzet. Aan het gespleten hout ter hoogte van het slot was te zien dan men heeft gepoogd de witte binnendeur, direct rechts bij binnenkomst, open te maken middels een deurram, wat niet is gelukt. De verbalisanten ruiken een lichte brandlucht. De pinautomaat van de bank in de Schoutstraat is volledig vernield. Diverse stukken liggen verspreid over de kruising Schoutstraat / Marktmeesterstraat .13.Namens de SNS-Bank Flevoland is aangifte gedaan van poging diefstal met braak uit de geldautomaat.14.
Bij de geforceerde toegangsdeur ligt een breekijzer. Op de grond voor de geldautomaat liggen twee schroevendraaiers, die worden veiliggesteld.
Aan de overkant van de straat ligt een gedeelte van de gelduitgiftelade, waarin een stalen buis zit geklemd. De stalen buis is door middel van een elektriciteitsdraad verbonden aan een stroomstootwapen. De verbalisanten leiden uit de aard en omstandigheden van het aangetroffene af dat het stroomstootwapen is gebruikt om het explosieve gasmengsel te ontsteken. Het stroomstootwapen wordt veiliggesteld.
In de ruimte achter de geforceerde toegangsdeur wordt een nog brandende zaklamp aangetroffen, welke wordt veiliggesteld.
In de Hyundai bus worden achter de bijrijdersstoel de originele kentekenplaten van de bus aangetroffen. Aan de linker voorzijde van de bus wordt een rond stuk metalen buis aangetroffen, dat aan het chassis is vast gelast.15.
De schroevendraaiers en de zaklamp zijn door het NFI onderzocht. Uit de bemonstering van het handvat van een van de schroevendraaiers is een DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. In het aangetroffen profiel zijn enkele additionele pieken zichtbaar die kunnen duiden op een bijdrage van één ander persoon. Deze kenmerken zijn te gering in aantal en intensiteit om te kunnen betrekken bij vergelijkend DNA-onderzoek.16.
Uit de bemonstering van de aangetroffen zaklamp wordt een DNA-mengprofiel verkregen van (ten minste) twee personen. Er is een match met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] en een onbekende vrouw E. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA mengprofiel is ongeveer één op 430 miljoen.17.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaart dat hij [medeverdachte] kent.18.
Bewijsoverweging
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat kort na de poging ram-/plofkraak op de grond voor de vernielde geldautomaat een schroevendraaier is aangetroffen. Zoals door de raadsman ook niet is betwist, leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat de schroevendraaier door één van de daders gebruikt is bij de poging ram-/plofkraak.
Van de sporen op het handvat van deze schroevendraaier is een DNA-profiel afgeleid. Gelet op de berekende matchkans is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het DNA-profiel van verdachte is en dat hij dus de schroevendraaier in zijn handen heeft gehad.
De rechtbank gaat voorbij aan de mogelijkheid dat een ander, nadat verdachte de schroevendraaier in handen heeft gehad, de schroevendraaier heeft gebruikt bij de poging ram-/plofkraak. Het gaat om een substantieel grote hoeveelheid celmateriaal van verdachte. Weliswaar zijn in het DNA-profiel enkele additionele pieken zichtbaar die kunnen duiden op een bijdrage van één ander persoon, maar die zijn zo gering, dat verdachte de laatste gebruiker van de schroevendraaier moet zijn geweest.
Een alternatief scenario voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de schroevendraaier is in theorie denkbaar maar in dit geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Verdachte heeft, na zich in eerdere verhoren op zijn zwijgrecht beroepen te hebben, pas ter zitting voor het eerst verklaard dat hij de schroevendraaier mogelijk een keer voor 17 maart 2011 in zijn handen heeft gehad. Hij heeft dit echter op geen enkele wijze nader geconcretiseerd of onderbouwd, wat wel van hem verwacht had mogen worden. De rechtbank betrekt hierbij de andere in dit vonnis bewezenverklaarde feiten alsmede de eerdere veroordeling van verdachte voor een ram-/plofkraak op 3 juni 2010. Deze omstandigheden maken dat van verdachte verwacht mag worden dat hij een ontzenuwende, verifieerbare en aannemelijke verklaring aflegt over het aantreffen van zijn DNA op een dader gerelateerd object en dat niet enkel gewezen kan worden op de verplaatsbaarheid daarvan.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is geweest van de poging ram-/plofkraak op 17 maart 2011 in Almere .
Feit 4 ( Joure , zaaksdossier 9)
Op 3 juni 2014 hoort verbalisant [E] omstreeks 03.00 uur het geluid van een behoorlijk accelererend motorvoertuig wanneer hij zich bevindt in de kantine (eerste verdieping) van het politiebureau in Joure . Aan de overzijde van de weg staat op het parkeerterrein van de Jumbo supermarkt een gebouw van ongeveer 3 bij 3 meter met daarin een pinautomaat van de ING Bank. Hij ziet op de stoep rechts van de gevel van de pinautomaat een grote auto, model pick-up, staan en er lopen drie personen rond de pinautomaat. Naast de pinautomaat staat in de doorgang tussen de supermarkt en het tankstation een personenauto met de voorzijde in de richting van de Geert Knolweg . Op weg naar hun politieauto en bij het aanrijden naar de pinautomaat horen [E] en collega [J] tweemaal een knal als van een explosie vanuit de richting van de pinautomaat. Ter plaatse wordt een zwaar gehavende pinautomaat aangetroffen. De voorkant van de pinautomaat is vernield. Drie personen in donkere kleding lopen bij de pinautomaat. De drie personen reageren niet op het aanroepen van de politie en stappen in de blauwe personenauto, waarvan de motor nog draait. Verbalisant [E] heeft een aantal keren met zijn dienstpistool op de personenauto geschoten om te voorkomen dat de verdachten ontsnappen en dat zij op [E] zouden inrijden.19.Ook verbalisanten De [J] en [R] hebben enkele malen geschoten op de vluchtende helblauwe Audi.20.[J] ziet dat tenminste twee personen een bivakmuts droegen.21.De personenauto vertrekt met grote snelheid vanaf de parkeerplaats en wordt geramd door de politieauto van collega’s [R] en [D] . Hoewel [E] en [J] met een snelheid van 120 km per uur de vluchtauto over De Scheen achtervolgen, raakt de vluchtauto - die steeds de verlichting dooft - uit zicht.22.
Via een melding na een burgernetactie wordt op Jetze Veldstraweg , een verbindingsweg voor lokaal verkeer tussen Ouwsterhaule en camping Tjeukemeer , een kapotgereden autoband aangetroffen. Ook zijn krassporen zichtbaar op het wegdek, die afkomstig zouden kunnen zijn van het rijden op een velg zonder band. In de sloot bij de camping wordt vervolgens een blauwe Audi A4 aangetroffen.23.De Audi heeft schade aan het rechterachterportier en de rechtervoorband is kapot. In de rechtervoorzijde van de auto zitten drie gaten, gelijkend op kogelgaten. Op de bestuurdersstoel wordt een bivakmuts aangetroffen, die is veiliggesteld. Voorts worden in de Audi de volgende goederen aangetroffen: twee aan elkaar getapete gas-/zuurstofflessen, een spuitbus met zwarte verf en voorzien van zwarte duct tape, een vuilniszak, een aansteker, een ontsteker met elektriciteitsdraad die gedeeltelijk door een aluminium buis was geleid en twee stukken geprepareerde tape. Het derde remlicht is afgeplakt.24.
Diverse buurtbewoners hebben signalementen gegeven van mogelijke verdachten. Getuige [getuige] heeft op 1 juni 2014 omstreeks 17.30 uur op de Meerweg richting camping Tjeukemeer drie personen gezien in een blauwe auto die met grote snelheid reed. Een van de inzittenden, naar schatting 30 à 35 jaar, had sluik haar met een scheiding in het midden.25.
De geldautomaat is zwaar beschadigd door de explosie en doordat met de Toyota pick-up tegen de toegangsdeur is gereden. Door vergelijking van schade op de toegangsdeur en beschadigingen aan de Toyota, is met zekerheid vastgesteld dat met de Toyota achteruit tegen de toegangsdeur is gereden. In de omgeving van de geldautomaat worden diverse delen aangetroffen afkomstig van het gelduitgiftegedeelte van de geldautomaat. Binnen in de ruimte van de ING-bank wordt bij de toegangsdeur een zwarte tas met hierin een breekijzer aangetroffen.26.In de Toyota wordt op de voorstoel een flesje met gelige vloeistof, ruikend naar benzine, aangetroffen dat niet van de eigenaar van de auto is. Dit flesje wordt veiliggesteld.27.
Op 5 juni 2014 is namens de ING Bank aangifte gedaan van gekwalificeerde diefstal middels plofkraak en van vernieling. De daders hebben aanzienlijke schade aangericht aan het gebouw en de geldautomaat. Er is een bedrag van € 15.530,00 buitgemaakt. De kluisdeur is door de gasaanval opengesprongen. In de kluis ontbraken twee geldcassettes.28.
De bivakmuts en het flesje met gelige vloeistof zijn door het NFI onderzocht.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de bivakmuts ter hoogte van de mondregio is een onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal één ander persoon.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de bivakmuts rondom de ooggaten is een onvolledig DNA-profiel van minimaal één man verkregen. In de DNA-databank voor strafzaken wordt dit profiel gekoppeld aan het DNA-profiel van verdachte. De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek ten aanzien van deze laatste match zijn meer dan één miljard maal waarschijnlijker als hypothese I (de bemonstering bevat celmateriaal van verdachte) juist is, dan als hypothese 2 (de bemonstering gevat celmateriaal van één onbekende persoon, niet verwant aan verdachte) juist is.29.
Uit de bemonstering van de drinktuit van het flesje wordt een DNA-profiel van een man verkregen. Het profiel matcht met dat van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met het aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.30.
Bewijsoverweging
Kort na de ram-/plofkraak in Joure zijn de daders gevlucht in een blauwe Audi. Deze Audi – zo leidt de rechtbank af uit de kogelgaten en de kleur – is kort na de ram-/plofkraak in de buurt van Ouwsterhaule in de sloot aangetroffen. Op de bestuurdersstoel van de Audi – zo blijkt uit de ter terechtzitting getoonde foto 4 op pagina 110 van het dossier – lag een bivakmuts. Gelet op het voorgaande en op grond van het feit dat de daders tijdens de ram-/plofkraak zijn gezien met bivakmutsen op, staat voor de rechtbank vast dat de bivakmuts door één van de daders van de ram-/plofkraak in Joure in de Audi is achtergelaten.
Op de bivakmuts is rondom de ooggaten DNA aangetroffen. Gelet op de bewijswaarde van het hiervan afgeleide DNA-profiel staat voor de rechtbank vast dat dit het DNA van verdachte betreft. Er is eveneens celmateriaal aangetroffen ter hoogte van de mondregio. Ook de hiervan afgeleide DNA-profielen wijzen naar verdachte. Gelet op het een en ander gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de laatste drager van de bivakmuts en daarmee dus één van de daders van de ram-/plofkraak is geweest. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte past in het door getuige [getuige] opgegeven signalement van één van de inzittenden van de vluchtauto en dat eveneens – zo leidt de rechtbank af uit de berekende matchkans – DNA van verdachte is aangetroffen op het in de ramauto in Joure aangetroffen flesje waarvan de inhoud rook naar benzine.
Deze zeer belastende omstandigheden tezamen vragen ten zeerste om een verklaring van verdachte over de vraag hoe zijn DNA-materiaal zowel op de bivakmuts in de vluchtauto als op het flesje in de ramauto terecht is gekomen. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet kunnen geven. Aldus is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte één van de daders is geweest van de ram-/plofkraak op 3 juni 2014 in Joure .
4.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1 subsidiair
hij op 30 januari 2015 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 157/311 Wetboek van Strafrecht (namelijk: het op 30 januari 2015 opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond te duchten was en het op 30 januari 2015 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld, toebehorende aan anderen dan verdachte en/of zijn mededaders uit een geldautomaat van de ING-bank te Hoorn weg te nemen en zich daarbij de toegang tot de (kluisruimte van de) geldautomaat te verschaffen en/of het geld onder hun bereik te brengen door middel van braak)
opzettelijk zwarte kleding en een kogelvrij vest en bivakmutsen en gasflessen en een ontstekingsmechanisme (taser) en een moker, bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op 17 maart 2011 te Almere, gemeente Almere, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat van de SNS-bank teweeg heeft gebracht door gas in voornoemde geldautomaat te brengen en vervolgens door ontsteking tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond te duchten was,
en
hij op 17 maart 2011 te Almere, gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de SNS-bank weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en/of dat geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met anderen brandbaar gas in voornoemde geldautomaat heeft gebracht en dit brandbare gas vervolgens in die geldautomaat door ontsteking tot ontbranding heeft gebracht en met een geprepareerde ramauto (Hyundai bestelbus) tegen de toegangsdeur van de kluisruimte van die geldautomaat is aangereden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Feit 4
hij op 3 juni 2014 te Joure, gemeente Friese Meren tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing in een geldautomaat teweeg heeft gebracht door gas in voornoemde geldautomaat te brengen en vervolgens door ontsteking tot ontbranding te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond, te duchten was,
en
hij op 3 juni 2014 te Joure, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat, een grote hoeveelheid geld (ongeveer 15.530 euro), toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededaders, heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld heeft verschaft en dat geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, immers hebben verdachte en/ zijn mededaders gas in voornoemde geldautomaat gebracht en vervolgens door ontsteking tot ontbranding gebracht en met een ramauto de toegangsdeur naar de kluisruimte (achter de geldautomaat) geramd en de kluisruimte betreden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 4:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafeis van de officier van justitie. Wel heeft de raadsman verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis te verlengen tot 1 juni 2016, de datum waarop verdachte zijn oude straf – op grond waarvan hij thans gedetineerd is – heeft uitgezeten.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een ram-/plofkraak van een geldautomaat in Joure. Bovendien heeft hij zich met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een ram-/plofkraak van een geldautomaat van de SNS Bank in Almere. In beide gevallen is met bruut geweld de toegangsdeur tot de kluisruimte geforceerd en heeft een ontploffing plaatsgevonden. In Joure werd daarbij ook een flink geldbedrag buitgemaakt. Bij de vlucht van de daders is de vluchtauto ingereden op politieagenten en heeft de vluchtauto een politieauto geramd. De politie heeft onder deze omstandigheden zelfs geschoten op de vluchtauto.
Ten slotte heeft verdachte ook voorbereidingshandelingen getroffen voor het plegen van een plofkraak op een geldautomaat. Tot feitelijke uitvoering daarvan is het niet gekomen.
Zoals blijkt uit onder meer het overzichtsdossier in het onderzoek Alkes, maar ook van algemene bekendheid is, wordt bij plofkraken veel schade toegebracht aan de gebouwen van banken en winkels in de omgeving van de opgeblazen geldautomaten. Dat was in Joure en Almere ook het geval. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft meegewerkt aan deze geslaagde ram/plofkraak, een poging daartoe en de voorbereiding van een dergelijke plofkraak. Dat het ook bij de voorbereiding de bedoeling was om de geldautomaat te laten ontploffen, blijkt uit de aangetroffen gascilinders.
Met het plegen van deze feiten heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin en zich in het geheel niet bekommerd om de schade die met een plofkraak aan eigendommen van anderen wordt aangebracht. Bovendien zorgt een plofkraak naast angst voor een gasontploffing, ook voor onrustgevoelens en ergernis bij direct omwonenden en in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op wat verdachte ter zitting heeft verklaard, wat zijn raadsman aan aanvullende stukken heeft overgelegd en op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens onder meer vermogensdelicten en geweldsdelicten, waaronder een eerdere ram-/plofkraak in 2010.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het LOVS. Deze gaan bij een voltooide ramkraak voor een recidivist uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, terwijl het hier daarnaast nog gaat om voorbereidingshandelingen – wat een halvering van de maximumstraf meebrengt – en een poging, waarbij het strafmaximum met een derde wordt verminderd.
Ten slotte heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte meegewogen dat een van de feiten al in 2011 heeft plaatsgevonden en dat sprake is van toepassing van artikel 63 Sr.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis te verlengen.
8. Vordering benadeelde partij
SNS Bank (zaaksdossier 1)
Namens de benadeelde partij SNS Bank N.V. te Utrecht is een vordering tot schadevergoeding van € 168.177,23 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
ING Bank (zaaksdossier 9)
Namens de benadeelde partij ING Bank N.V. te Amsterdam is een vordering tot schadevergoeding van € 11.813,29 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, die de bank als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde materiële schade bestaat uit:
- -
afwikkelingsschade € 4.873,29
- -
buit € 4.780,00
- -
onderzoekskosten € 2.160,00
De officier van justitie acht de vordering volledig toewijsbaar. De verdachte en zijn raadsman hebben geen standpunt ingenomen over de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat deze voldoende onderbouwde schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten zijn nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: een ram/plofkraak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 3, 5 en 6 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij SNS Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering
(feit 3, zaaksdossier 1).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij ING Bank N.V., Bijlmerdreef 24, 1102 CT Amsterdam Zuid-Oost geleden schade tot een bedrag van € 11.813,29 (zegge: elfduizend achthonderddertien euro en negenentwintig cent), bestaande uit materiële schade (feit 4, zaaksdossier 9), en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de ING Bank N.V., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer ING Bank N.V., Bijlmerdreef 24, 1102 CT Amsterdam Zuid-Oost de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.813,29 (zegge: elfduizend achthonderddertien euro en negenentwintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door [94] dagen (zegge: vierennegentig dagen) hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. N. Cuvelier en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2016.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑01‑2016
ZD 10, p-v van bevindingen, p. 30 en 31.
ZD 10, p-v van bevindingen, p. 33 en 34; p-v van bevindingen, p. 136.
ZD 10, Proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
ZD 10, p-v van bevindingen, p. 34
ZD 10, p-v van bevindingen, p. 39
ZD 10, p-v van bevindingen, p. 31
ZD 10, p-v sporenonderzoek, p. 323 en 324.
ZD 10, NFI rapport, opgesteld door dr. [deskundige 3] , p. 448 en 449
ZD2, p-v van bevindingen, p. 19 en 20.
ZD2, p-v van bevindingen, p. 22.
ZD2, p-v van bevindingen, p. 26.
ZD2, p-v van bevindingen, p. 22.
ZD2, p-v van aangifte, p. 10.
ZD2, p-v sporenonderzoek p. 55 - 57, foto nr. 4 schroevendraaiers p. 62, foto’s 16 en 17 brandende zaklamp p. 68).
ZD2, NFI, opgesteld door ing. [deskundige 4] , p. 133.
ZD2, NFI rapport, opgesteld door ing. [deskundige 4] , p. 120.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 december 2015.
ZD9, p-v van bevindingen, p. 22 – 24.
ZD9, p-v van bevindingen, p. 29 en proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
ZD9, p-v van bevindingen p. 29.
ZD9, p-v van bevindingen, p. 24.
ZD9, p-v van bevindingen, p. 32 en 33.
ZD9, p-v sporenonderzoek, p. 105 en 106, foto nr. 4 p. 110.
ZD9, p-v van bevindingen, p. 40
ZD 9, p-v sporenonderzoek, p. 74 en 75.
ZD9, p-v sporenonderzoek p. 120, foto’s nr. 4 en 5 p. 123 en 124.
ZD9, een geschrift, zijnde de aangifte van de ING Bank, p. 12 – 14.
ZD9, NFI rapport, opgesteld door ing. [deskundige 5] , p. 172 en 173.
ZD9, NFI rapport, opgesteld door ing. [deskundige 5] , p. 186 en 187.