Rb. Breda, 12-04-2012, nr. 02/800205-11
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW2000, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
12-04-2012
- Zaaknummer
02/800205-11
- LJN
BW2000
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2012:BW2000, Uitspraak, Rechtbank Breda, 12‑04‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2013:5941, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 12‑04‑2012
Inhoudsindicatie
"Medeplegen van moord op taxichauffeur. Hoewel niet kon worden vastgesteld wie van de verdachten zou hebben geschoten, acht de rechtbank bewezen dat 2 van de 3 verdachten betrokken waren bij het maken van een plan om de taxichauffeur te doden. Zij zijn schuldig bevonden aan het medeplegen van moord. De betrokkenheid daarbij van de 3e verdachte kon onvoldoende worden vastgesteld."
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800205-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Grave,
raadsvrouw mr. Vroegh, advocate te Haarlem.
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft vermoord;
subsidiair: samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft gedood om
goederen weg te nemen;
tweede subsidiair: samen met een ander of anderen [slachtoffer] heeft gedood;
derde subisidiair: samen met een ander of anderen goederen heeft gestolen van [slachtoffer] onder toepassing van geweld waardoor [slachtoffer] is
overleden.
- 3.
De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
- 4.
De beoordeling van het bewijs
- 4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft gepleegd en baseert zich daarbij op het volgende.
Het aangetroffen slachtoffer is door vuurwapengeweld om het leven gekomen. Uit de sectie op zijn lichaam bleek dat hij zeven inschotletsel had, waarvan er twee doorschoten waren. Twee van de schotverwondingen hebben veel letsel veroorzaakt aan zijn hart, lever en longen. Het intreden van de dood wordt verklaard door algehele weefselschade door functieverlies van vitale organen en bloedverlies. Van de zeven kogels zijn 5 kogels in zijn lichaam aangetroffen en daarnaast nog 2 kogels. Alle kogels waren op de kop kruislings ingekerfd en zijn zeer waarschijnlijk afgeschoten met één en hetzelfde wapen. Technisch gezien kan de vraag wie er geschoten heeft niet worden beantwoord, nu het wapen niet is gevonden en de DNA sporen op kogels en hulzen negatief waren. Ook de verdachten hebben uiteindelijk ontkend te hebben geschoten.
Gelet op het bloed van het slachtoffer dat aan de rechterzijde van de bestuurderstoel is aangetroffen is de conclusie gerechtvaardigd dat één van de schoten is gevallen toen het slachtoffer nog in de taxi zat. Gelet op het sporenbeeld is het slachtoffer links naast de taxi op het wegdek terecht gekomen en zijn een aantal van de overige schoten in zijn onmiddellijke nabijheid gelost, gelet op het aantreffen van drie hulzen buiten de taxi. Voorts zijn aan de binnenzijde van de linker mouw van het colbert van het slachtoffer ter hoogte van de oksel in een bemonstering naast het DNA hoofdprofiel van het slachtoffer DNA-nevenkenmerken aangetroffen van verdachte [naam verdachte]. Naar de mening van de officier van justitie geeft het forensisch onderzoek echter geen uitsluitsel over wie de schutter is geweest en zal die vraag moeten worden beantwoord aan de hand van de verklaringen van de verdachten. De enige die daarover een bruikbare verklaring heeft afgelegd is verdachte [mededader]. Verdachte [mededader 2] zegt niets gezien te hebben. [naam verdachte] heeft ter zitting voor het eerst een verklaring afgelegd. Deze verklaring is niet geloofwaardig. Hij heeft deze pas afgelegd, nadat hij het hele dossier kende. Hij kon aldus zijn verklaring daarop aanpassen. De officier van justitie heeft aangegeven deze verklaring dan ook niet voor het bewijs te zullen gebruiken.
De vraag is welke verklaringen van [mededader] geloofwaardig zijn, nu hij nogal wisselend over de gebeurtenissen verklaart.
[mededader] heeft verklaringen afgelegd tegenover de Poolse politie, een Litouwse agent die als undercover was ingezet en tegenover de politie in Nederland.
Daaruit valt het volgende af te leiden:
- -
[naam verdachte] is degene die heeft geschoten (verklaringen in Polen)
- -
Hij is zelf de schutter en [mededader 2] en [naam verdachte] hebben niets gedaan (verklaringen tegenover de Litouwse agent en verklaringen op 13 en 15 januari 2011 in Nederland)
- -
Hij heeft het eerste schot gelost en het wapen daarna aan [naam verdachte] gegeven die de andere schoten heeft gelost (verklaringen van 16, 17, 20 en 21 januari 2011)
- -
[naam verdachte] is degene die heeft geschoten (verklaringen van 17 februari, 14 maart en 15 maart 2011)
Van deze varianten is volgens de officier van justitie die waarin [mededader] het eerste schot lost en [naam verdachte] de andere schoten de meest geloofwaardige om de volgende redenen.
[mededader] heeft wetenschap over het wapen. De details die hij over het wapen heeft verteld, kloppen. Gezien de wetenschap van [mededader] over het wapen kan het niet anders zijn dan dat het zijn wapen is. Hij verklaarde tegenover de Poolse agenten voorts dat hij bang was dat hij zijn vingerafdrukken had achtergelaten op de plaats van de schoten. Die verklaring was ingegeven omdat hij na de dood van het slachtoffer bij zijn doorreis naar Parijs in Belgie uit de trein is gehaald en er vingerafdrukken van hem waren afgenomen. Ook heeft hij verklaard dat hij zich verantwoordelijk voelde voor de dood van de taxichauffeur. In dat licht is zijn verklaring dat hij alleen getuige is geweest van de schoten op de taxichauffeur en [naam verdachte] alleen heeft geschoten niet geloofwaardig. Ook de verklaring dat [mededader] alleen schoten heeft gelost is niet geloofwaardig. Die verklaring heeft hij eigenlijk alleen tegenover de Litouwse undercover (A-1932) gedaan. In die verklaring heeft [mededader] echter een aantal feiten genoemd die niet kloppen. Naar de mening van de officier van justitie heeft [mededader] dit alleen gezegd omdat hij net was aangehouden en indruk wilde maken op zijn medegedetineerde A-1932. Voorts heeft [mededader] in geen enkele verklaring [mededader 2] als mededader genoemd. Dit alles maakt – aldus de officier van justitie – dat de variant dat zowel [mededader] als [naam verdachte] hebben geschoten de meest geloofwaardige verklaring is.
Op een bepaald moment heeft [mededader] ook tijdens zijn verhoren gezegd dat hij wilde verklaren wat hij wel en niet gedaan heeft, omdat hij zich verantwoordelijk voelde voor wat er gebeurd was. Toen verklaarde hij dat hij het wapen na het eerste schot aan [naam verdachte] (hij noemde hem “een ander”) te hebben gegeven. Hij heeft toen zijn verantwoordelijkheid niet afgewenteld op [naam verdachte]. Hij bleef namelijk bij zijn verklaring dat hij ’s ochtends was opgestaan met de gedachte dat er iemand dood moest en dat het zijn wapen was en dat hij het eerste schot heeft gelost.
Het aantreffen van een DNA-profiel van [naam verdachte] op de kleding van het slachtoffer (onder de oksel) geeft ook steun aan de verklaring van [mededader]. [mededader] heeft namelijk verklaard dat hij en [mededader 2] het lichaam niet in de greppel hebben gelegd. Dat impliceert dat [naam verdachte] dit heeft gedaan. Het betreft een DNA match zonder grote bewijskracht, maar het DNA van hem is wel aangetroffen.
[mededader 2] heeft ook verklaard dat [mededader] en met name [naam verdachte] hebben geschoten. Tegenover de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat [naam verdachte] heeft geschoten.
Wat vooral van belang is, is dat [mededader 2] melding heeft gemaakt van een gesprek van ongeveer 5 minuten voor het einde van de rit waarin de andere twee het hadden over het feit dat zij de taxichauffeur wilden opruimen.
De verklaringen van [mededader] inhoudende dat hij geschoten heeft waarna [naam verdachte] het wapen heeft overgenomen en de andere schoten heeft gelost zijn niet alleen geloofwaardig, maar leveren ook wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van [mededader] bevatten namelijk vele details die hetzij gesteund worden door overige bewijsmiddelen hetzij duidelijk overeenstemmen met die bewijsmiddelen:
- -
de bekennende verklaring van [mededader];
- -
zijn verklaring over het wapen en de kogels, overeenkomstig de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut;
- -
dat het een zwak wapen betreft;
- -
de afwerende beweging die het slachtoffer zou hebben gemaakt en die overeenkomt met de sectiebevindingen;
- -
het gorgelende geluid dat de taxichauffeur heeft gemaakt en dat kan wijzen op stikken dat overeenkomt met de sectiebevindingen;
- -
de wijze waarop het eerste schot is gelost en de sectiebevindingen die inhouden dat het slachtoffer aan de rechterzijde van de rug een verwonding heeft; het aantreffen van de huls op de vloer van de auto en een deel van de knoop kan hierdoor worden verklaard;
Van [mededader 2] staat vast dat hij niet geschoten heeft. Dat betekent echter voor hem geen vrijspraak. Er blijkt echter niet van enige actieve betrokkenheid bij het feit, maar het medeplegen kan bij hem echter juridisch gezien ook wettig en overtuigend worden bewezen.
[mededader 2] heeft verklaard [mededader] en [naam verdachte] in de taxi te hebben horen praten over opruimen. Toen de taxi stopte, is hij weggerend. Hij heeft gezegd niet te hebben gezien wie geschoten heeft. Die verklaring vindt echter geen steun in het dossier om de volgende redenen.
[mededader 2] heeft namelijk verklaard direct te zijn weggerend, terwijl [mededader] heeft verklaard dat hij pas na de schietpartij en nadat hij de spullen uit de taxi had weggenomen, samen met [mededader 2] is weggerend. Dat is een groot verschil. Bovendien heeft [mededader 2] verklaard dat hij zijn vriendin [naam vriendin] en zijn vriend [getuige 2] heeft verteld wat er precies is gebeurd en deze verklaarden beiden dat [mededader 2] heeft gezien dat [naam verdachte] heeft geschoten.
[mededader 2] was erbij toen werd gesproken over het opruimen van de taxichauffeur. Belastend is bovendien dat [mededader] heeft verklaard dat [mededader 2] het portier aan de binnenkant van de taxi heeft schoongemaakt met zijn mouw. Zijn DNA is daar ook gevonden. [mededader] heeft ook verklaard dat hij het geld uit de portemonnee van het slachtoffer aan een ander heeft gegeven. Hij wilde niet zeggen aan wie. [mededader] heeft geen moeite om [naam verdachte] te belasten. Dat impliceert dat het geld aan [mededader 2] is gegeven.
Uit het OVC-gesprek in de arrestantenbus blijkt mogelijk zelfs van afspraken over het niet afleggen van verklaringen.
Nadat het DNA van [mededader 2] in de databank is opgenomen blijkt er voorts een match te zijn met een zaak uit Den Haag, een gewelddadige beroving van een taxichauffeur 9 weken eerder. Dit levert geen bewijs op voor dit feit, maar speelt wel mee bij de overtuiging.
Ten aanzien van alle drie de verdachten is derhalve sprake van medeplegen van moord. Aan de term “opruimen” kan als duiding “doden”worden toegekend.
Mocht de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen van het primair tenlastegelegde ten aanzien van [naam verdachte] dan is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag.
- 4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
[naam verdachte] heeft ter zitting openheid van zaken gegeven. De officier van justitie acht hem niet geloofwaardig, omdat [naam verdachte] pas heeft verklaard nadat hij alles in het dossier gelezen heeft. Hij heeft echter niet calculerend verklaard. Hij heeft verklaard dat hij na het schieten nog is terug gegaan in de taxi en daarna weg wilde.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [mededader]: [mededader] heeft veel uiteenlopende en onderling wisselende verklaringen afgelegd. Daaruit blijkt wel een significante daderkennis, namelijk het aantal schoten, de locaties waar geschoten is (zijkant, navel), een oud en haperend wapen, het kaliber en de ingekerfde kruisjes.
In beginsel zijn de verklaringen van [mededader] consistent, te weten dat hij de enige dader is en de andere twee niets gedaan hebben en er ook niets van wisten. De door hem aangedragen gegevens corresponderen volledig met de bevindingen van de forensisch rechercheurs. Bij de undercover heeft hij in alle vrijheid kunnen verklaren en heeft hij verklaard de enige verantwoordelijke te zijn voor de moord op de taxichauffeur. Vervolgens heeft hij verklaard dat er twee schutters waren, hij en een tweede.
Nadat [mededader 2] werd aangehouden, is er een opvallende koerswijziging, namelijk dat [naam verdachte] de dader zou zijn. Daar werden zelfs afspraken over gemaakt gelet op de weergave van het OVC gesprek.
De verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] zijn de auditu, afkomstig van één bron, namelijk [mededader 2].
Het door het openbaar ministerie geopperde scenario dat er twee schutters zijn geweest vindt op geen enkele wijze steun in het dossier. [mededader] heeft hierover één keer gerept tijdens zijn verhoor op 16 januari 2011.
Er is echter geen wettig en overtuigend bewijs dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [naam verdachte] en zijn medeverdachten, zodat [naam verdachte] hiervoor moet worden vrijgesproken.
Het openbaar ministerie zou nog kunnen aanvoeren dat [naam verdachte], maar dit geldt zeker ook voor [mededader 2], zich niet heeft gedistantieerd van het handelen van de medeverdachte, hetgeen ook een argument zou kunnen zijn voor het aannemen van medeplegen. Er is echter geen aanknopingspunt dat herleidt tot non-distantie. Het niet weerhouden van een medeverdachte kan [naam verdachte] evenmin worden tegengeworpen. [naam verdachte] moet dan wel wetenschap hebben gehad van de duistere plannen van [mededader].
Ook gedragingen na het begaan van het feit die zouden kunnen meespelen bij het aannemen van medeplegen, zijn er niet.
De verdediging heeft een filmpje getoond waarop het scenario van de gang van zaken volgens [naam verdachte] te zien is.
De verdediging komt tot de conclusie dat [naam verdachte] integraal moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.
- 4.3.
Het oordeel van de rechtbank
In de ochtend van 9 oktober 2010 heeft de politie op de Duinlaan te Kaatsheuvel het levenloze lichaam aangetroffen van een persoon, die later bleek [slachtoffer] [slachtoffer] te zijn. Het lichaam lag in een droge greppel in de nabijheid van zijn taxi (Mercedes).
De patholoog heeft sectie verricht op het lichaam van [slachtoffer]. Hij heeft vastgesteld dat het intreden van de dood verklaard kon worden door algehele weefselschade en functieverlies van vitale organen en bloedverlies, opgelopen door inwerking van uitwendig mechanisch perforerend geweld. De aangetroffen letsels waren passend bij 5 inschoten door kogels en 2 doorschoten.
Er is onderzoek ingesteld naar de laatste taxirit van de chauffeur. Uit het navigatiesysteem dat rechts naast de taxi werd aangetroffen op de plaats delict, viel af te leiden dat de laatste rit van de taxi was vanaf het centraal station te Tilburg naar de Duinlaan te Kaatsheuvel. Vastgesteld werd dat de taxi om 00.46 uur van het station was vertrokken en dat deze om 00.58 uur arriveerde op de Duinlaan.
Op 8 oktober 2010 voor middernacht stonden diverse taxi’s bij het station Tilburg in een rij te wachten op reizigers van de laatste treinen. Een van de taxichauffeurs zag op enig moment drie jonge mannen uit de richting van de stationshal komen. Hij dacht dat het Poolse jonge mannen waren. Zij liepen naar de auto van [slachtoffer], een nieuwe Mercedes E klasse station. Twee van hen stapten achterin en één van hen voorin. Degene, die voorin stapte had een tas, 60 cm groot, model sporttas. Deze taxichauffeur zag dat er een telefoon werd uitgewisseld met [slachtoffer]. Omstreeks 00.45 uur (inmiddels 9 oktober 2010) vertrok [slachtoffer] met deze drie mannen.
Op camerabeelden van het station Tilburg was ook te zien dat er drie personen om 00.42 uur op 9 oktober 2010 uit de stationshal kwamen gelopen en in de taxi van [slachtoffer] plaatsnamen. Na het bekijken van de camerabeelden van het station te ’s-Hertogenbosch kon door een verbalisant worden vastgesteld dat dezelfde drie personen daar in elkaars gezelschap in de trein naar Tilburg stapten om 00.24 uur. Op de camerabeelden van het station ’s-Hertogenbosch is tevens te zien dat twee van hen handelingen verrichten met een mobiele telefoon omstreeks 00.04 uur, die lijken op het versturen van een sms.
De drie personen die in de taxi stapten, zoals later is vastgesteld, waren [voornaam verdachte] [naam verdachte], [voornaam mededader] [mededader] en [voornaam mededader 2] [mededader 2]. Ook is komen vaststaan dat [mededader 2] met de telefoon van [naam verdachte] rond dat tijdstip sms contact heeft gehad met [voornaam getuige 2] [getuige 2]. Uit de verklaring van [mededader 2] leidt de rechtbank af dat hij had afgesproken om naar een camping aan de Duinlaan in Kaatsheuvel te gaan om zijn kleding op te halen bij [getuige 2].
[mededader] heeft bevestigd dat zij daar heen zouden gaan. Hij dacht dat er een feestje was bij die kennis van [mededader 2] in Kaatsheuvel.
Uit het forensisch technisch onderzoek kwam vast te staan dat tenminste 1 keer op de taxichauffeur is geschoten, terwijl hij nog in de auto zat. Het slachtoffer had daarbij een bloedende wond opgelopen in zijn rechterzij, welke een vlek veroorzaakte op de rechterzijde van de rugleuning van de bestuurdersstoel van de auto. Er lag 1 huls op de vloer voor de bestuurdersstoel in de taxi. Het slachtoffer heeft de taxi al dan niet op eigen kracht via het linkervoorportier verlaten en heeft, gezien de bloedvlekken die links naast de taxi op het wegdek werden aangetroffen, naast de bestuurdersstoel op het wegdek gelegen. In de greppel aan de andere zijde van de weg werd het slachtoffer aangetroffen. Sleepsporen zijn niet gezien. Er werden 3 hulzen op het wegdek, links naast de taxi gevonden. Vanaf of nabij deze plek moet de schutter tenminste 3 schoten hebben afgevuurd.
De deskundigen hebben vastgesteld dat de 4 op de plaats delict aangetroffen hulzen zeer waarschijnlijk zijn verschoten met één en hetzelfde wapen, waarschijnlijk een semi-automatisch pistool, kaliber 7.65 mm Browning, merk Colt. De aangetroffen kogels zijn ook zeer waarschijnlijk verschoten met één en hetzelfde wapen. De kogels waren op de punt kruislings ingekerfd.
Er werd DNA materiaal afgenomen bij de verdachten. Het DNA materiaal werd onderzocht door het NFI. Daarbij werd vastgesteld dat het DNA materiaal dat werd aangetroffen op de grendel aan de binnenzijde van het rechter achterportier matchte met het DNA materiaal dat was afgenomen van [mededader 2]. Het DNA dat was aangetroffen op de buitenzijde van het colbert van het slachtoffer onder de linkeroksel was vermoedelijk afkomstig van [naam verdachte].
[mededader] kwam in het onderzoek als één van de verdachten naar voren na een melding door de Poolse politie van uitlatingen van [mededader] over een moord op een taxichauffeur in Nederland waarvan hij getuige was geweest. [mededader] was door de Poolse politie aangehouden voor een ander feit en noemde tegenover de Poolse politie veel details, onder meer over de munitie, waarop aangesneden kruisjes zichtbaar zouden zijn en het moeten herladen van het wapen bij ieder schot. Er zouden 7 of 8 schoten zijn afgevuurd op de buik en borstkas van het slachtoffer.
Na zijn aanhouding in Nederland heeft [mededader] verschillende wisselende verklaringen afgelegd. Op Schiphol raakte hij in gesprek met een Litouwse agent die was ingezet om stelselmatige informatie in te winnen. Hij heeft toen verteld dat hij de taxichauffeur zelf met 8 schoten heeft neergeschoten.
Hij heeft vervolgens verklaard dat hij een wapen, kaliber 7. en nog iets had. Het wapen had een magazijn waar 7 of 8 kogels in zaten. Het magazijn werd in de handgreep aan de onderzijde in het wapen geschoven. Hij wist dat er 7 of 8 patronen in de houder zaten. Het wapen werkte volgens hem niet goed. Het was alsof het vastliep. Volgens hem zijn alle patronen, die waren ingesneden, op de taxichauffeur verschoten. Hij heeft ook verklaard dat het geen overval was. Het ging hem er niet om geld of de navigatie te stelen. De navigatie had hij wel gepakt, maar ook weer laten vallen. Het geld heeft hij wel bij zich gestoken. Dat was iets meer dan 100 euro. De taxichauffeur was gestorven, zo verklaarde [mededader], omdat “een gestoorde Pool iets in zijn hoofd kreeg”. Hij was gewoon kwaad geweest.
In een volgende verhoor heeft [mededader] verklaard dat hij de taxi heeft uitgezocht en toen hij naast de taxi stond in zijn hoofd had zitten: “Die gaat dood vandaag.” Een van hen liet het adres waar zij heen wilden op de mobiele telefoon zien aan de chauffeur. De chauffeur liet toen zien dat de rit 35 euro kostte. Hij heeft verklaard dat hij degene was die het wapen bij zich had. Hij heeft vanaf de rechterkant op de chauffeur geschoten. Op dat moment heeft een ander het wapen overgepakt en is toen via de voorkant om de auto heen gelopen. [mededader] heeft verklaard dat hij tegen die ander heeft gezegd dat hij moest schieten. Deze heeft toen volgens [mededader] de andere schoten op de taxichauffeur gelost. Vervolgens heeft [mededader] de binnenverlichting uitgedaan en de motor afgezet. Hij heeft het tasje van de I-phone gepakt en is gaan rennen. Dat tasje heeft hij toen weer in de bosjes gegooid.
In het daarop volgende verhoor heeft [mededader] verklaard dat hij een mens wilde zien sterven en dat hij op 8 oktober 2010 wist dat er iets ging gebeuren. Het was dé dag. In het daarop volgende verhoor heeft hij dit herhaald. Hij verklaarde toen uit de auto te zijn gestapt en zijn arm via het rechter voorportier binnen de auto te hebben gestoken en geschoten te hebben op de taxichauffeur op een halve meter afstand. Vervolgens heeft hij herhaald dat hij het eerste schot heeft afgevuurd of misschien twee schoten en daarna het wapen heeft overgegeven aan een van de anderen en heeft gezegd dat er geschoten moest worden. De taxichauffeur is volgens [mededader] naast de taxi terecht gekomen en die ander heeft alle patronen op hem verschoten.
In de daaropvolgende verklaringen heeft verdachte gezegd dat hij geen enkel schot heeft gelost. Degene, die voorin zat, zou hebben geschoten.
[mededader 2] heeft verklaard dat hij in de taxi heeft gehoord dat [mededader] en [naam verdachte] bespraken dat zij iets wilden stelen en dat de taxichauffeur opgeruimd moest worden. In een latere verklaring bevestigt [mededader 2] nog een keer dat hij dit heeft gehoord. Naast de taxichauffeur zat [naam verdachte], achter de chauffeur zat [mededader] en hij zat achterin rechts. Hij heeft verklaard dat hij is uitgestapt toen de taxi stopte en is weggerend, omdat hij er niets mee te maken wilde hebben. Hij had het gesprek tussen [mededader] en [naam verdachte] vijf minuten voordat de taxi stopte, gehoord. In zijn volgende verklaring heeft [mededader 2] gezegd dat hij in shock is gaan rennen, nadat hij de schoten had gehoord. [mededader] is later achter hem aangekomen, maar [naam verdachte] niet.
Na zijn aanhouding is [naam verdachte] vele malen verhoord. Hij wilde niet over het feit verklaren.
Ter zitting heeft [naam verdachte] voor het eerst een verklaring afgelegd. Zijn versie van de toedracht van het feit luidt als volgt. Nadat er sms contact was geweest met een vriend van [mededader 2] zijn zij in Tilburg in de taxi gestapt. Hij heeft verklaard dat hij voorin de taxi is gaan zitten. [mededader] ging achter de chauffeur zitten en [mededader 2] rechts achterin. Op een bepaald moment is de taxi gestopt en is [mededader 2] uitgestapt. [naam verdachte] hoorde toen ineens een lawaai. Dat bleek een schot te zijn. Direct daarna volgde een tweede schot. De auto ging weer een stukje rijden. Daarna volgde het derde schot. Hij zag toen dat [mededader] degene was die schoot. Na het derde schot stapte de taxichauffeur uit. [naam verdachte] heeft verklaard dat hij toen ook is uitgestapt en rond de auto is gelopen. Hij zag de taxichauffeur naast de auto liggen en hij heeft geprobeerd hem onder de armen op te pakken. [naam verdachte] is vervolgens achter het stuur gaan zitten en heeft toen tegen [mededader] gezegd dat de auto weg moest. Ondertussen heeft [mededader] de auto doorzocht. Het lukte [naam verdachte] niet om de auto te starten. Vervolgens hoorde [naam verdachte] weer twee schoten. [mededader] zei dat hij moest opschieten, maar [naam verdachte] wist niet hoe het licht uit moest. [mededader] heeft toen het licht uitgedaan en het stuur schoon gewreven.
Wat hieruit kan worden vastgesteld
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de drie verdachten [naam verdachte], [mededader] en [mededader 2] gezamenlijk in de taxi zijn gestapt. Daarbij zat [mededader] achter de taxichauffeur op de achterbank. [mededader 2] zat rechts naast hem en [naam verdachte] zat voorin op de bijrijderstoel. De taxirit ging naar het adres van een kennis van [mededader 2]. Tegen het einde van de rit bespraken [mededader] en [naam verdachte] volgens [mededader 2] dat zij de taxichauffeur wilden beroven. De taxichauffeur moest worden opgeruimd. Deze verklaring van [mededader 2] over het opruimen van de taxichauffeur acht de rechtbank geloofwaardig. Zijn bedoeling van de rit naar Kaatsheuvel, namelijk het bezoeken van [voornaam getuige 2] [getuige 2], is – mede gelet op de verklaring van [getuige 2] - aannemelijk geworden. Hij heeft bij de politie herhaald dat hij [naam verdachte] en [mededader] hoorde spreken over het opruimen en beroven van de taxichauffeur. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij de Nederlandse taal voldoende begrijpt, zodat een misverstand over het begrip opruimen, waaronder de rechtbank verstaat “doden” is uit te sluiten. Zodra de taxi stopte, is [mededader 2] uit de auto gegaan. Vervolgens is er geschoten in en buiten de auto.
Wie heeft er geschoten?
[mededader] heeft steeds wisselend verklaard over wie er geschoten heeft op de taxichauffeur. [naam verdachte], dan wel alleen hijzelf danwel beiden. [naam verdachte] wijst naar [mededader] als de schutter. [mededader 2] heeft niet gezien wie er heeft geschoten, aldus zijn verklaring, hoewel de rechtbank twijfelt aan de betrouwbaarheid op dit punt in zijn verklaring gelet op hetgeen [mededader 2] tegen zijn vriendin [naam vriendin] [getuige 1] en [voornaam getuige 2] [getuige 2] heeft gezegd, namelijk dat alleen [naam verdachte] heeft geschoten.
Uit de verklaring van [mededader] leidt de rechtbank af dat hij veel kennis over het wapen had. Hij wist dat het een oud wapen was, kaliber 7. en nog iets. Er zouden 7 of 8 kogels zijn afgeschoten. Het wapen werkte op de een of andere manier niet goed. De patronen zouden zijn ingesneden. Er is vastgesteld dat het slachtoffer door 7 schoten is getroffen. De kogels bleken inderdaad te zijn ingekerfd. Gevraagd naar de herkomst van deze wetenschap heeft [mededader] verklaard dat hij geen antwoord op deze vraag wenst te geven. Dit doet vermoeden dat het wapen van [mededader] afkomstig is, maar zegt op zichzelf nog niets over de vraag wie heeft/hebben geschoten. Er zijn volgens de rechtbank geen aanwijzingen dat [mededader 2] heeft geschoten. Noch [naam verdachte], noch [mededader] hebben daarover verklaard en ook overigens is dit niet aannemelijk geworden. Voorts zijn er geen aanwijzingen dat anderen dan voornoemde drie verdachten zijn betrokken bij het schietincident.
Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve geen aanleiding om te veronderstellen dat er een ander dan [naam verdachte] en/of [mededader] hebben/heeft geschoten. De ware toedracht kan niet worden vastgesteld, nu het wapen niet is gevonden en gelet op de wisselende verklaringen van [mededader] en het tijdstip waarop [naam verdachte] heeft verklaard, namelijk na kennisname van alle feiten, zodat niet kan worden uitgesloten dat hij zijn verklaring daarop heeft afgestemd.
Wel of niet medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat evenwel in het midden kan blijven wie het wapen bij zich had en wie er geschoten heeft. Vaststaat dat er gesproken is over het opruimen van de taxichauffeur, dat er een wapen was en dat er op de taxichauffeur geschoten is. Nadat de eerste schoten waren gevallen, is [naam verdachte] niet weggegaan. Hij is uitgestapt en heeft het slachtoffer opgepakt. Dat hij het slachtoffer heeft vastgehad onder de linkeroksel wordt ook bevestigd door het hiervoor genoemde DNA-onderzoek dat in samenhang met de eigen verklaring van [naam verdachte] voldoende overtuigend is. Vervolgens is [naam verdachte] nog niet weggegaan. Hij is achter het stuur van de auto gaan zitten en wilde met de auto weg. Ondertussen heeft [mededader] de auto doorzocht, heeft de navigatie gepakt en heeft de I-Phone en de portefeuille van de taxichauffeur weggenomen.
Van medeplegen kan sprake zijn ook zonder dat een medepleger uitvoeringshandelingen verricht. Er moet blijken van een nauwe bewuste samenwerking met een ander of anderen ter uitvoering van een gezamenlijk plan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit gebied.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [naam verdachte] en [mededader] in een nauwe en bewuste samenwerking de taxichauffeur hebben gedood. Dit plan bespraken zij tevoren samen in de auto. Daarbij maakt het naar het oordeel van de rechtbank voor een bewezenverklaring niet uit wie de chauffeur heeft gedood en of op voorhand besproken is op welke wijze de taxichauffeur gedood zou worden. Vast staat dat hij dood moest. Beiden waren in de nabijheid van de taxichauffeur toen de schoten op zijn lichaam werden afgevuurd en beiden hebben nadien ook nog handelingen verricht en zich niet aan de uitvoering onttrokken. Over de reden van het vastpakken van de taxichauffeur en het achter het stuur van de taxi gaan zitten en proberen weg te rijden heeft verdachte [naam verdachte] ter zitting geen aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank kan dergelijke handelingen alleen plaatsen in een scenario waarin [naam verdachte] als mededader met [mededader] heeft meegedaan om de taxichauffeur op te ruimen. De rechtbank ziet hen daarom als medeplegers.
Die nauwe en bewuste samenwerking met [mededader 2] heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen. Voor zijn betrokkenheid bij het feit acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig.
In dit licht kunnen andere scenario’s verder buiten beschouwing blijven, waaronder het scenario van de verdediging dat met een filmpje ter zitting is getoond. Er zijn onvoldoende gegevens om het scenario uit het filmpje als vaststaand te kunnen aannemen.
Is sprake van moord?
Zowel aan [mededader] als [naam verdachte] is primair moord ten laste gelegd, zodat de rechtbank eerst ter beoordeling voor ligt of daarvan sprake is. Pas bij een ontkennende beantwoording van die vraag komen andere opties die op de dagvaarding zijn vermeld naar voren.
Wie de eerste schoten ook heeft gelost, vaststaat dat nadat de afspraak was gemaakt om de taxichauffeur op te ruimen zowel [naam verdachte] als [mededader] zich hadden kunnen bedenken. Beiden hadden tijd en gelegenheid om van hun plan af te zien. Dat hebben zij niet gedaan.
De taxichauffeur is daarop met 7 kogels om het leven gebracht.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat [naam verdachte] samen met [mededader] de moord op [slachtoffer] heeft gepleegd.
- 4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 oktober 2010 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
- 5.
De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
- 6.
De strafoplegging
- 6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 jaar onder aftrek van het voorarrest. [naam verdachte] is volgens de officier van justitie meegesleept in het geheel. Met deze omstandigheid houdt de officier van justitie rekening.
- 6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf, nu zij zich voor alle tenlastegelegde feiten op vrijspraak heeft beroepen.
- 6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. Hij heeft samen met een ander een taxichauffeur van het leven beroofd. Op het slachtoffer zijn 7 schoten op zijn lichaam afgevuurd. De taxichauffeur was bezig met zijn werk en nergens is uit af te leiden dat er enig conflict aan voorafgegaan is. De rechtbank veronderstelt dan ook dat de verdachten uit waren op geldelijk gewin.
Moord wordt in ons strafstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Aan nabestaanden is onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Hun eigen leven is verwoest. Het moet voor hen zeer moeilijk zijn om dit te verwerken. Dat blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Het slachtoffer zal heel erg worden gemist door zijn familie en vrienden.
Een dergelijk feit schokt bovendien ook de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Met name in de taxiwereld heeft het feit tot een schok en tot heftige reacties geleid, nu een zeer gewaardeerde collega en vader tijdens de uitoefening van zijn werk om het leven werd gebracht.
Verdachte heeft in Nederland een gering strafblad. Hij is tweemaal door de politierechter veroordeeld voor het plegen van een diefstal en voor het plegen van een bedreiging.
Over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verdachte weinig openheid van zaken gegeven. Hij verblijft vanaf 2008 in Nederland. Een eigen onderkomen had hij niet, maar hij heeft veelal verbleven op een opvangadres.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. De ernst van het feit acht de rechtbank zodanig dat zij een gevangenisstraf van 15 jaar onder aftrek van het voorarrest op zijn plaats acht. Zij komt daarmee boven de eis van de officier van justitie uit. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte samen met zijn mededader op brute wijze iemand van het leven heeft beroofd. Iemand die bezig was met de uitoefening van zijn werk en geen aanleiding had gegeven om welk geweld dan ook tegen hem te gebruiken. Op een dergelijk feit past de hiervoor genoemde langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank zal voor dit feit aan beide daders dezelfde straf opleggen, omdat zij hun aandeel even groot acht.
- 7.
Het beslag
- 7.1.
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde goederen, aangezien thans niet vaststaat wie als rechthebbende kan worden aangemerkt.
- 8.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
- 9.
De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: Medeplegen van moord.
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 jaar;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- -
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de onder 7.1 genoemde goederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mrs. Volkers en Combee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oostlander-Vink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 april 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 9 oktober 2010 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer) zijn
mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een
vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, (mede)
tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2010 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat
opzet met een vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer]
geschoten, (mede) tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten de diefstal (in vereniging) van een Iphone en/of
een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een TomTom navigatie-systeem,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2010 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat
opzet, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer]
geschoten, (mede) tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2010 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft
weggenomen een Iphone en/of een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een
TomTom navigatie-systeem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging(en) met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] een of meer ma(a)l(en) op/tegen
het hoofd/gelaat en/of tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of (al dan
niet met een hard voorwerp) heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer] een
vuurwapen heeft/hebben getoond en/of dat vuurwapen op hem heeft/hebben
gericht en/of met dat vuurwapen een of meer kogel(s) in het lichaam van [slachtoffer]
heeft geschoten, (mede) ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht