Rb. Amsterdam, 26-01-2005, nr. 13/047906-04
ECLI:NL:RBAMS:2005:AS3966
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
26-01-2005
- Zaaknummer
13/047906-04
- LJN
AS3966
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2005:AS3966, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 26‑01‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 38m Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NbSr 2005/74
Uitspraak 26‑01‑2005
Inhoudsindicatie
De rechtbank in Amsterdam heeft uitspraak gedaan in het kader van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/ 047906-04
Datum uitspraak: 26 januari 2005
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 7e meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
naar eigen zeggen verblijvende op het adres [adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Havenstraat” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2005.
- 1.
Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 oktober 2004 te Amsterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit winkelbedrijf Schoenenreus (filiaal
- [adres])
heeft weggenomen een paar schoenen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Schoenenreus, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte.
- 2.
Voorvragen
- 3.
Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 oktober 2004 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in winkelbedrijf Schoenenreus (filiaal [adres]) heeft weggenomen een paar schoenen, toebehorende aan winkelbedrijf Schoenenreus.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
- 4.
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
- 5.
De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
- 6.
De strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat blijkens de opgemaakte rapportage cliënt mogelijk lijdt aan schizofrenie. Nu niet met zekerheid is vastgesteld dat hij ten tijde van het plegen van het delict leed aan deze ziekte dient nadere gedragsrapportage te worden opgemaakt, temeer nu artikel 39 Wetboek van Strafrecht een contra-indicatie vormt voor een eventueel op te leggen ISD-maatregel, aldus de raadsman
De rechtbank heeft daaromtrent het volgende overwogen:
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en uit hetgeen terechtzitting is gebleken is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat er redenen zijn aan te nemen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn, zodat de omstandigheid, omschreven in artikel 39 Wetboek van Strafrecht zich in dit geval niet voordoet en het verzoek van de raadsman op die grond wordt afgewezen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
- 7.
Motivering van de maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Jellinek , Justitiële verslavingszorg te Amsterdam d.d. 5 januari 2005 opgemaakt door mevr. J.E. Schouten.
Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De heer [verdachte] is een thans 41-jarige man die dagelijks cannabis en alcohol gebruikt en regelmatig in aanraking komt met justitie vanwege diefstallen.
Uit de RISc blijkt dat vooral het drugsgebruik, opleidings- en arbeidsomstandigheden en zijn houding sterk criminogene factoren vormen.
Omdat de heer [verdachte] geen hulpvraag heeft en geen verband legt tussen zijn middelengebruik en zijn delictgedrag en geen veranderingen wenst aan te brengen in zijn middelengebruik, is de Jellinek Verslavingszorg niet in staat een op de situatie van betrokkene toegesneden plan van aanpak te formuleren. Wel maakt de JVz zich zorgen over de psychiatrische gesteldheid van betrokkene. Derhalve sluit de JVz zich aan bij het advies van de Stedelijke Toewijzingscommissie om hem binnen de termijn van de ISD-maatregel op te laten nemen in een psychiatrische ziekenhuis.
De RISc is een instrument voor handelingsdiagnostiek. RISc doet uitspraken over recidiverisico, het risico of gevaar voor anderen, criminogene factoren die ten grondslag liggen aan het risico en de responsiviteit (ontvankelijkheid voor interventies) en motivatie voor deelnemers aan programma’s.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank het niet noodzakelijk om te beschikken over de RISc, zijnde een vorm van de onderzoeksinstrumenten van de Reclassering.
Zulks geldt eveneens voor het door de Reclassering zo genoemde advies van de Stedelijke Toewijzingscommissie. Uit de ter terechtzitting door de officier van Justitie gegeven toelichting blijkt dat er geen sprake is van een formeel advies doch van een feitelijke informatievergaring ten behoeve van de Reclassering.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt aan alle voorwaarden voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de eis volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
- 8.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Bepaalt dat het openbaar ministerie binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en R.M. Troost, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2005.