NJF 2004, 540
Beslagrecht. Derdenbeslag onder advocaat en stichting derdengelden. Vraag of een advocaat in het kader van de verklaringsplicht ingevolge art. 476a Rv een beroep toekomt op zijn verschoningsrecht. Het maatschappelijk belang dat met het beroepsgeheim is gemoeid, dient te wijken voor het maatschappelijk belang van de verklaringsplicht van art. 476a Rv. Veroordeling van de advocaat tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar.
Rb. Amsterdam 04-08-2004, ECLI:NL:RBAMS:2004:AR4008
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
4 augustus 2004
- Magistraten
mrs. J.J. de Roos. M. Flipse, J.J. Dijk
- Zaaknummer
198268/HAZA00-1303
- LJN
AR4008
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Juridische beroepen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBAMS:2004:AR4008, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 04‑08‑2004
- Wetingang
Rv art. 476a
Essentie
Beslagrecht. Derdenbeslag onder advocaat en stichting derdengelden. Vraag of een advocaat in het kader van de verklaringsplicht ingevolge art. 476a Rv een beroep toekomt op zijn verschoningsrecht. Het maatschappelijk belang dat met het beroepsgeheim is gemoeid, dient te wijken voor het maatschappelijk belang van de verklaringsplicht van art. 476a Rv. Veroordeling van de advocaat tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar.
Partij(en)
De Ontvanger van de Belastingdienst/ondernemingen Amsterdam 2, te Amsterdam, eisende partij, proc. mr. L.P. Broekveldt,
tegen
- 1.
Advocatenkantoor Bakker Schut & Van der Plas,
- 2.
Stichting Derdengelden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.