Prg. 1999, 5090
Anders dan de kantonrechter, die de wanbetaling van huurpenningen als een onvoldoende ernstige wanprestatie kwalificeert, acht de rechtbank beëindiging van de huurovereenkomst gerechtvaardigd, daar huurster door de huurpenningen permanent niet voor of op de overeengekomen betaaldag te betalen zich niet heeft gedragen gelijk een goed huurster betaamt.
Rb. Amsterdam 18-11-1998, ECLI:NL:RBAMS:1998:AL3264, m.nt. P. Abas
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
18 november 1998
- Magistraten
A.L. Smit, A.J. Beukenhorst, J.R. Branbergen
- Zaaknummer
981376
- Noot
P. Abas
- LJN
AL3264
- JCDI
JCDI:ADS873141:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBAMS:1998:AL3264, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 18‑11‑1998
- Wetingang
art. 1623e lid 1 onder 1 BW; art. 1623e lid 1 onder 3 BW; art. 1623e lid 4 BW; art. 1623n BW
Essentie
Anders dan de kantonrechter, die de wanbetaling van huurpenningen als een onvoldoende ernstige wanprestatie kwalificeert, acht de rechtbank beëindiging van de huurovereenkomst gerechtvaardigd, daar huurster door de huurpenningen permanent niet voor of op de overeengekomen betaaldag te betalen zich niet heeft gedragen gelijk een goed huurster betaamt.
Samenvatting
Na opzegging van de huurovereenkomst op grond van wanbetaling en dringend eigen gebruik vordert verhuurster bepaling van het tijdstip waarop de overeenkomst zal eindigen en ontruiming.
De kantonrechter overweegt dat er in het verleden weliswaar sprake is geweest van huurschuld doch dat gedaagde sedertdien de huurpenningen tijdig voldoet. Daarom ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.