Hof 's-Gravenhage, 31-03-2011, nr. 22-006445-09
ECLI:NL:GHSGR:2011:BP9710, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
31-03-2011
- Zaaknummer
22-006445-09
- LJN
BP9710
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BP9710, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 31‑03‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4614, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ3625
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4614, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ3625, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 31‑03‑2011
Inhoudsindicatie
9 maanden gevangenisstraf voor belaging inspecteur van politie De verdachte heeft een inspecteur van politie belaagd door het anoniem versturen van sms-berichten naar haar diensttelefoon. Een aantal van deze berichten is kort na elkaar, te weten binnen 24 uur, en 's avonds of 's nachts verzonden. De berichten bevatten verwijzingen naar een oud opsporingsonderzoek met betrekking tot internationale wapenhandel, waarbij aangeefster uit hoofde van haar functie betrokken was. In twee berichten deed verdachte voorkomen of hij haar in de gaten hield. Aangeefster ontving de berichten als zij zich in de privé-sfeer ophield. Daarmee heeft verdachte zijn slachtoffer grote vrees aangejaagd en de gevolgen van zijn handelen zijn dan ook voor het slachtoffer alsook voor haar gezin ernstig geweest, zoals blijkt uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Gedurende enige tijd heeft zij voor haar leven gevreesd en zij is op aanraden van de Nationale Recherche tijdelijk met haar gezin in het buitenland ondergedoken. Het sociale leven van het slachtoffer en haar gezin is daardoor ernstig ontwricht geweest.
Partij(en)
Rolnummer: 22-006445-09
Rolnummer TUL: 22-003148-06
Parketnummer: 09-754123-09
Datum uitspraak: 31 maart 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 november 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren te [plaats] op [dag] 1965,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens de opgave van de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep feitelijk verblijvend op het adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 maart 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest in Nederland en Oostenrijk doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging onder rolnummer 22-003148-06 toegewezen.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De raadsman en de advocaat-generaal hebben, ieder voor zich, ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2009 tot en met 13 juni 2009 te Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk en/of Tsjechië en/of Oostenrijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, die [aangeefster] met (grote) regelmaat en/of op zeer indringende wijze en/of zonder zijn identiteit prijs te geven een (aantal) smsje(s) en/of een (aantal) mmsje(s) heeft gestuurd en/of heeft gebeld waaruit die [aangeefster] opmaakte dat hij, verdachte, en/of een van zijn mededaders haar voortdurend in de gaten hield en/of over persoonlijke informatie van haar, [aangeefster], beschikte;
2:
hij op of omstreeks 13 juni 2009 te Frankrijk een wapen van categorie II, te weten een machinepistool, en/of munitie van categorie III, te weten 15, althans een of meer, volmantelpatro(o)n(en) (Merk: Lapua, kaliber 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn overlegde pleitnotitie betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor wat betreft de door de verdachte vanuit Duitsland en Frankrijk verzonden sms-berichten, omdat -kort gezegd- niet vaststaat dat is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid terzake.
Het hof verwerpt dit verweer reeds omdat de door verdachte vanuit het buitenland verweten feitelijke handelingen - zoals tenlastegelegd onder 1. - in deze een verdenking van een door verdachte in Nederland gepleegd strafbaar feit, te weten belaging, oplevert gepleegd jegens het slachtoffer [aangeefster]. Het vereiste van dubbele strafbaarheid is dan ook niet aan de orde.
Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 24 mei 2009 tot en met 13 juni 2009 te Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster], vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, die [aangeefster] op zeer indringende wijze en zonder zijn identiteit prijs te geven een aantal smsjes gestuurd waaruit die [aangeefster] opmaakte dat hij, verdachte, haar voortdurend in de gaten hield en over persoonlijke informatie van haar, [aangeefster], beschikte;
2:
hij op 13 juni 2009 te Frankrijk een wapen van categorie II, te weten een machinepistool, en munitie van categorie III, te weten 15 volmantelpatronen (Merk: Lapua, kaliber 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Belaging.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 21 september 2009, opgesteld en ondertekend door dr. R.A.R. Bullens, psycholoog.
Het hof komt met in achtneming van de beschouwingen en de conclusies van deze deskundige tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenver-klaarde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld. De advocaat-generaal heeft medegedeeld dat zij in beginsel -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, een passende en geboden reactie vormt, doch dat zij gelet op de beschouwingen en conclusies ten aanzien van de persoon van de verdachte, zoals weergegeven in het rapport van dr. R.A.R. Bullens d.d. 21 september 2009, vordert dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest in Nederland en Oostenrijk doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de door de reclassering te geven aanwijzingen, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling door "De Waag".
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een inspecteur van politie belaagd door het anoniem versturen van sms-berichten naar haar diensttelefoon. Een aantal van deze berichten is kort na elkaar, te weten binnen 24 uur, en 's avonds of 's nachts verzonden.
De berichten bevatten verwijzingen naar een oud opsporingsonderzoek met betrekking tot internationale wapenhandel, waarbij aangeefster uit hoofde van haar functie betrokken was. In twee berichten deed verdachte voorkomen of hij haar in de gaten hield. Aangeefster ontving de berichten als zij zich in de privé-sfeer ophield.
Daarmee heeft verdachte zijn slachtoffer grote vrees aangejaagd en de gevolgen van zijn handelen zijn dan ook voor het slachtoffer alsook voor haar gezin ernstig geweest, zoals blijkt uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Gedurende enige tijd heeft zij voor haar leven gevreesd en zij is op aanraden van de Nationale Recherche tijdelijk met haar gezin in het buitenland ondergedoken. Het sociale leven van het slachtoffer en haar gezin is daardoor ernstig ontwricht geweest.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 maart 2011 is de verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, onder meer voor het meermalen handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten -in de proeftijd van laatstgenoemde veroordeling- te plegen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hiervoor genoemde rapport van de psycholoog dr. Bullens.
De oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een bijzondere voorwaarde, zoals door psycholoog dr. Bullens geadviseerd en door de advocaat-generaal gevorderd, komt het hof niet geraden voor, gegeven de omstandigheden dat de verdachte blijkens mededeling van zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep alleen de Duitse nationaliteit bezit en in Frankrijk woonachtig is.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf.
Het is op deze grond dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de generale en de speciale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster], in rechte vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordigster], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 5.543,30, bestaande uit EUR 2.000,00 ter zake van geleden immateriële schade en EUR 3.543,30 ter zake van geleden materiële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte, voor zover het betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding, niet betwist.
Voor het overige heeft de raadsman de vordering als zijnde onvoldoende gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 2.000,00.
Voor het overige, voor zover de vordering ziet op geleden materiële schade, levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 februari 2008 onder rolnummer 22-003148-06 is de verdachte - voor zover ten dezen van belang - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdvijfennegentig dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet-tenuitvoergelegde straf.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. Daarbij heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij genoemd arrest, waarvan thans de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, onder meer voor het meermalen handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie is veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
- 9.
(negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in Oostenrijk en in Nederland in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] tot een bedrag van
EUR 2.000,00 (tweeduizend euro)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde voorts de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer aan de Staat een bedrag te betalen van
EUR 2.000,00 (tweeduizend euro)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
30 (dertig) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en gelast de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 februari 2008 onder rolnummer 22-003148-06 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 195 (honderdvijfennegentig) dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. M.J.J. van den Honert en mr. J.W. Wabeke, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 maart 2011.