Hof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2019, nr. 21-004051-18
ECLI:NL:GHARL:2019:10456
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
29-11-2019
- Zaaknummer
21-004051-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:10456, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 29‑11‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 29‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Omvang appel. Betrouwbaarheid aangeefster. Alternatief scenario verdachte onaannemelijk. Veroordeling ter zake van verkrachting van een twaalfjarig meisje, belaging, poging tot dwang en bedreiging van datzelfde meisje en belaging van haar moeder, veelal via internet/sociale media. Daarnaast veroordeling voor het voorhanden hebben van kinderpornografisch materiaal. Geen sprake van ‘ongewilde bijvangst’.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004051-18
Uitspraak d.d.: 29 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2018 met parketnummer 16-659427-17 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 februari 2019 en 15 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1, 2A en 2B, 3 en 4 (m.u.v. foto 1) ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Daarbij dient verdachte onder toezicht van de reclassering te worden gesteld, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een (ambulante) behandelverplichting. Aan de verdachte dient voorts een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te worden opgelegd, bestaande uit een contact- en locatieverbod (gelijkluidend aan het vonnis maar met een verruiming van de afstand naar minimaal 500 meter). Deze maatregel dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] dient ten aanzien van de materiële schade volledig te worden toegewezen en ten aanzien van de immateriële schade ook volledig, of in ieder geval tot een bedrag van € 15.000,-, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. Jonkers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van feit 1 (verkrachting), feit 2A en 2B (belaging, meermalen gepleegd en poging tot dwang), 3 (bedreiging) en 4 (verwerven en voorhanden hebben van kinderpornografische foto’s, meermalen gepleegd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. De rechtbank heeft bepaald dat verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht van de reclassering wordt gesteld, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en (ambulante) behandelverplichting. Daarnaast is verdachte ingevolge artikel 38v Sr een contact- en locatieverbod opgelegd, welke maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. De inbeslaggenomen telefoon is onttrokken aan het verkeer. Ten slotte is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 5.049,95, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij [benadeelde 2] is in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Met betrekking tot feit 4 heeft de rechtbank verdachte ten aanzien van 2 filmpjes (afbeeldingen 9 en 10) vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Omvang van het appel
De raadsman heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat het onder 4 ten laste gelegde feit in hoger beroep slechts aan de orde is voor zover er in eerste aanleg een veroordeling is gevolgd. Nu in de schriftelijke volmacht voor het instellen van appel expliciet is vermeld dat het hoger beroep niet is gericht tegen de gegeven vrijspraken, is het beroep conform artikel 470 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering beperkt tot de foto’s waarvoor verdachte is veroordeeld en zijn de filmpjes dus niet aan de orde. De raadsman heeft het hof gezien het voorgaande primair verzocht het appel ten aanzien van feit 4 te beperken tot fotonummers 1 tot en met 8 dan wel verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep ten aanzien van feit 4, fotonummers 9 en 10, nu tegen de partiële vrijspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld.
De advocaat-generaal heeft het standpunt van de raadsman betwist. Volgens haar is feit 4 in hoger beroep in volle omvang aan de orde.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit in appel volledig aan de orde is. Anders dan de raadsman heeft betoogd, betreft feit 4 gelet op de redactie en gebezigde bewoordingen en de daaruit afgeleide bedoeling van de opsteller (zo is er slechts één pleegperiode ten laste gelegd en ziet het feit op één gegevensdrager) geen impliciet cumulatief feitencomplex, waartegen partieel hoger beroep in kan worden gesteld. De door de raadsman genoemde situatie doet zich derhalve niet voor. Het verweer wordt verworpen. Dit betekent dat het tenlastegelegde onder feit 4 in het geheel in hoger beroep opnieuw aan de orde is.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 5 februari 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-
Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of met bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum] 2004) heeft gedwongen
tot een handeling die bestond uit of mede bestond uit het binnendringen van het lichaam van
die [benadeelde 1] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [benadeelde 1] gebracht en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte met zijn geestelijk en fysiek overwicht op [benadeelde 1] ,
(terwijl hij met die [benadeelde 1] in een auto zat)
- met één of meerdere mobiele telefoon(s) (een) video’s) heeft gemaakt van die [benadeelde 1]
en/of tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij (een) video(’s) van haar maakte
en/of
- alcoholhoudende drank aan die [benadeelde 1] heeft gegeven en/of
- meermalen aan die [benadeelde 1] heeft gevraagd of zij hem wilde pijpen en/of tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als zij hem eerst zou pijpen en/of
- zijn penis door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en/of
met zijn hand het hoofd van die [benadeelde 1] in de richting van zijn blote penis heeft
geduwd waarna [benadeelde 1] zijn penis in haar mond heeft genomen en hem heeft gepijpt,
waarna hij in haar mond is klaargekomen,
en aldus een voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
1.subsidiair
hij op of omstreeks 5 februari 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [benadeelde 1] gebracht, althans laten nemen;
2A.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017 te [plaats] , althans in Nederland, stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , door onder andere
- -
die [benadeelde 1] veelvuldig te bellen en/of
- -
veelvuldig Instagramberichten en/of whatsappberichten naar die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te versturen en/of
- -
de naam en/of het Instagramaccount en/of het telefoonnummer van die [benadeelde 1] bij (naakt)foto's op Instagram te zetten, ten gevolge waarvan die [benadeelde 1] meerdere malen is gebeld of berichten heeft ontvangen door/van anderen en/of
- -
een kennis van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (te weten: [naam] ) te vragen naar het huisadres van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of het adres van de rugbyvereniging waar [benadeelde 1] sport en/of
- -
zich op te houden in zijn personenauto bij de school van die [benadeelde 1] ,
met het oogmerk die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
en/of
2B.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te [plaats] , althans Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [benadeelde 1] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het (nogmaals) afspreken met hem, verdachte, (telkens) met voormeld oogmerk die [benadeelde 1] heeft gezegd/geappt/voorgehouden dat hij, verdachte,
- -
één of meer film(s) en/of foto('s) waarop die [benadeelde 1] , bij hem, verdachte, seksuele handelingen verricht en/of waarop die [benadeelde 1] geheel en/of gedeeltelijk ontkleed is te zien, via één of meer sociaal medium/sociale media openbaar zou maken en/of aan de vrienden en/of familie van voornoemde [benadeelde 1] zou doorsturen en/of
- -
één of meer geluidsbestanden waarop die [benadeelde 1] vertelt seksuele handelingen verricht te hebben, via één of meer sociaal medium/ sociale media openbaar zou maken en/of aan de vrienden en/of familie van voornoemde [benadeelde 1] zou doorsturen, en/of
- -
de moeder en/of vader en/of neef van die [benadeelde 1] zou inlichten over het drinken van alcohol door [benadeelde 1] en/of over de seksuele contacten die zij heeft gehad met (oudere) jongens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te [plaats] , althans Nederland, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met verkrachting, door die [benadeelde 1] mondeling en/of telefonisch en/of via sociale media dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je helemaal kapot maken [benadeelde 1] " en/of "Ik ga je doodmaken" en/of "Ik steek je neer" en/of "Ik verkracht jou kk kech", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
4.hij op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand juni 2016 tot en met 18 april 2017 te [plaats] , althans in Nederland, één of meermalen (telkens) één of meer afbeeldingen, te weten 8 foto's en/of 2 video's en/of films en/of (telkens) een gegevensdrager, te weten een smartphone, merk Samsung, type Neo, bevattende één of meer afbeeldingen, te weten 8 foto's en/of 2 video's en/of films van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger en/of hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had (fotonummers 9 en 10)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de
(onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (fotonummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot bewijs
Feit 1 (verkrachting [benadeelde 1] ):
De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit integraal dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend dat er orale seks heeft plaatsgevonden met aangeefster en heeft ten aanzien van de aangetroffen sporen een alternatief scenario geschetst. De verklaring van aangeefster dat er wel seksuele handelingen hebben plaatsgevonden is onbetrouwbaar en dient van het bewijs te worden uitgesloten.
Voor zover het hof wel tot het oordeel komt dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen, heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden bewezen dat er van de voor verkrachting vereiste ‘dwang’ sprake is geweest. Ook om die reden dient verdachte van het hem onder 1 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar moet worden geacht. Uit haar verklaring blijkt voldoende dat zij gedwongen is seksuele handelingen bij verdachte uit te voeren. Haar verklaring vindt voorts voldoende steun in andere bewijsmiddelen, zodat tot een bewezenverklaring van het primair onder 1 ten laste gelegde feit kan worden gekomen. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is volgens de advocaat-generaal onaannemelijk en dient terzijde te worden gesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid aangeefster
Niet ter discussie staat dat verdachte en aangeefster via Instagram met elkaar in contact zijn gekomen en dat zij op een gegeven moment hebben afgesproken om elkaar in het echt te ontmoeten. Deze ontmoeting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2017 in [plaats] . Verdachte was op dat moment 23 jaar en aangeefster 12 jaar. Aangeefster is bij verdachte in de auto gestapt en zij zijn een stukje gaan rijden. Uiteindelijk zijn ze bij een grasveld gestopt en hebben daar in de auto met elkaar gepraat en (alcoholische) drank gedronken. Over wat er vervolgens is gebeurd, lopen de lezingen van aangeefster en verdachte uiteen. Volgens aangeefster kwam het gesprek op de vraag of zij wel eens jongens had gepijpt. Op Instagram had zij daarover naar eigen zeggen ‘een beetje stoer’ gedaan en verdachte vroeg haar toen in de auto herhaaldelijk of zij dat ook bij hem wilde doen. Aangeefster heeft verklaard dat zij meermalen duidelijk tegen verdachte heeft gezegd dat zij dit niet bij hem wilde doen. Ze zag ook dat zij bijna thuis moest zijn en ze wilde niet te laat thuis komen. Volgens aangeefster heeft verdachte vervolgens gezegd dat als ze wilde dat hij haar thuis zou brengen, ze ‘dit’ eerst moest doen. En toen heeft ze “het maar gedaan”. Ze heeft verdachte afgetrokken en gepijpt, totdat hij in haar mond klaar kwam. Aangeefster heeft het sperma uitgespuugd. Het zat ook aan haar hand en die heeft zij toen afgeveegd aan haar broek. Verdachte heeft haar daarna teruggebracht naar haar fiets, waarna ze naar huis is gegaan.
Het hof ziet – evenals de advocaat-generaal en de rechtbank– geen enkele reden om aan deze verklaring van aangeefster te twijfelen. Haar verklaring is specifiek en gedetailleerd en bevat geen onverklaarbare tegenstrijdigheden. Daarnaast is aangeefster transparant over haar eigen rol (bijvoorbeeld dat ze op Instagram stoer heeft gedaan over wat ze bij andere jongens zou hebben gedaan en dat het haar idee was om drank mee te nemen), en lijkt zij zichzelf in die zin niet te ontzien. Bovendien vindt haar verklaring over het gebeuren steun in ander bewijs.
In dat kader acht het hof ten eerste relevant dat aangeefster een aantal weken later, van 25 op 26 februari 2017, is weggelopen van huis. Haar ouders hebben verklaard dat zij een zoekactie zijn gestart en dat toen aangeefster in de ochtend van 26 februari 2017 weer thuiskwam, zij moest huilen en vervolgens alles omtrent de ontmoeting met verdachte heeft verteld. De verklaring die aangeefster toen tegenover haar ouders heeft afgelegd, is in lijn met haar latere verklaringen.
Verder bevat het dossier uitgebreide correspondentie die tussen verdachte en aangeefster na de ontmoeting op 5 februari 2017 op sociale media heeft plaatsgevonden, waarin verdachte uitlatingen heeft gedaan die lijken te bevestigen dat er orale seks tussen hen heeft plaatsgevonden. Zo heeft verdachte aan aangeefster gestuurd: “Je pijpte wel goed dat komt echt niet door 2 mensen”. Nadat aangeefster daarop antwoorde “Dat heeft er niets mee te maken”, heeft verdachte nog gestuurd: “Maarja ik heb wel zin in je wanneer ga je bij mij weer doen” (gecursiveerd door het hof). Daarnaast bevat het dossier een beschrijving van een filmpje dat op 5 februari 2017 door verdachte in de auto is gemaakt, waaruit blijkt dat er tussen hem en aangeefster inderdaad over pijpen is gesproken en dat aangeefster op dat moment onder meer heeft gezegd: “Nee, wil je mij alsjeblieft terugbrengen”. Ook dit is in lijn met haar latere verklaring bij de politie. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte op 18 maart 2017 in een Whatsapp-gesprek met ene ‘[naam]’ heeft gesproken over aangeefster en dat hij toen onder andere heeft gestuurd: “Vertrouw der niet ik zweer ze heeft me gepijpt”.
Ten slotte is van groot van belang dat de broek die aangeefster op 5 februari 2017 droeg door het Nederlands Forensisch Instituut is onderzocht, en dat daarop inderdaad sperma bleek te zitten. Van de stringente lysisfractie (sperma) is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).
Alternatief scenario
Verdachte heeft niet ontkend dat het sperma dat op de broek van aangeefster is aangetroffen van hem is, maar heeft voor de wijze waarop dit daar terecht is gekomen een andere verklaring gegeven. Zo heeft verdachte verklaard dat hij de dag vóór de afspraak met aangeefster in diezelfde auto (de auto van zijn vader) seks heeft gehad met een prostitué en dat hij toen is klaargekomen in een condoom. Dit condoom heeft hij niet dichtgeknoopt maar in de verpakking terug gestopt en vervolgens in de auto laten liggen. Op 5 februari 2017 heeft aangeefster deze condoomverpakking gepakt, is met het (gebruikte) condoom gaan ‘spelen’ en heeft op die manier sperma op haar broek gemorst. Vervolgens heeft zij haar vingers in haar mond natgemaakt met speeksel om de vlek uit haar broek te poetsen, hetgeen verklaart dat het sporenonderzoek ook de aanwezigheid van speeksel heeft aangetoond.
Het hof acht dit scenario volstrekt ongeloofwaardig. Niet alleen heeft verdachte zijn verklaring op geen enkele manier gestaafd met ander bewijs - hij heeft bijvoorbeeld de naam van de betreffende prostitué niet willen noemen – ook op zichzelf beschouwd is deze verklaring niet aannemelijk. Het is immers moeilijk voor te stellen dat verdachte enerzijds heeft verklaard dat hij tijdens de ontmoeting met aangeefster de alcoholische drankjes buiten de auto heeft ingeschonken omdat hij bang was alcohol te knoeien in de auto van zijn vader, terwijl hij wel een gebruikt, niet afgesloten condoom in de auto van zijn vader zou laten liggen. Dat een meisje van 12 jaar vervolgens met zo’n gebruikte condoom zou gaan ‘spelen’, maakt het geheel nog moeilijker in te denken. Ten slotte blijkt nergens uit dat aangeefster erop uit zou zijn om verdachte in een kwaad daglicht te stellen en dat zij verdachte vals zou beschuldigen, zoals verdachte heeft geïnsinueerd. Gelet op het voorgaande zal het hof de verklaring van verdachte passeren.
Voorwaardelijk verzoek
Voor het geval het hof het scenario van verdachte niet aannemelijk acht, heeft de raadsman het hof verzocht alsnog nader onderzoek naar condoomstoffen te laten uitvoeren, zoals beschreven in het door deskundige Peschier opgestelde rapport van het NFI van 23 april 2019.
Het hof volgt de raadsman hierin niet. Van een begin van aannemelijkheid van het door de verdediging geschetste scenario is geen sprake en ook anderszins acht het hof dergelijk onderzoek - mede gelet op de bevindingen van Peschier in het rapport van 23 april 2019 omtrent diverse onzekere factoren, niet noodzakelijk. Het hof acht zich op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht om op de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te kunnen beslissen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Conclusie
Het hof acht de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaring die verdachte daar tegenover heeft gesteld wordt als onaannemelijk terzijde geschoven.
Gelet op het hiervoor aangehaalde steunbewijs kan het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen. Dit geldt ook voor de ten laste gelegde ‘dwang’. Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Verdachte, destijds 23 jaar oud, heeft een twaalfjarig meisje meegenomen in zijn auto, naar een rustige, vrij afgelegen plek, op afstand van de woning van aangeefster. Zij was wat vervoer betreft afhankelijk van verdachte. Vervolgens hebben zij samen alcohol (wodka) gedronken, terwijl het verdachte duidelijk was dat aangeefster nog niet meerderjarig was. Verdachte is vervolgens over orale seks begonnen en heeft aangeefster gevraagd of zij hem wilde pijpen. Verdachte bleef aandringen ondanks dat aangeefster zei dit nooit eerder te hebben gedaan en zij herhaaldelijk duidelijk maakte dit niet bij hem te willen doen. Toen aangeefster aangaf dat zij bijna thuis moest zijn, heeft verdachte haar gezegd dat hij haar zou brengen mits zij hem eerst zou pijpen. Zij verklaart daarover: “Ik dacht ik wil hier zo snel mogelijk weggaan ik wil niet meer naast hem zitten. Ik dacht zo van ik zou weg kunnen rennen maar het heeft toch geen zin, want ik wist niet waar ik heen moest dus ik heb het maar gewoon gedaan”. En: “Hij zei toen van maar luister dan als je wil dat ik je naar huis breng doe je dat eerst. Ik zei ja maar breng me nou maar gewoon naar huis. Toen ging hij zeg maar een beetje arrogant doen. Hij zei ik wil het gewoon”. En “Steeds meer zeggen met nee ik wil het niet doen en uiteindelijk heb ik het dus wel gedaan”.
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende blijkt dat aangeefster zich door de genoemde gedragingen en handelingen van verdachte gedwongen heeft gevoeld tot het verrichten van seksuele handelingen, teneinde verdachte gunstig te stemmen en te voorkomen dat zij te laat thuis zou komen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat verdachte een afhankelijkheidssituatie heeft gecreëerd en dat er vanwege het grote leeftijdsverschil sprake was van psychisch overwicht. Dat aangeefster heeft ingestemd met het afspraakje en zelf initiatief heeft getoond voor het meenemen van alcoholische drank, maakt het voorgaande niet anders. Van een meisje van 12 jaar kan immers niet worden verwacht dat zij haar wil goed kan bepalen en kenbaar kan maken en de consequenties van haar gedrag kan overzien. Het feit dat de deuren van de auto niet op slot zaten, doet aan het voorgaande ook niet af. Uit de hiervoor aangehaalde verklaring van aangeefster blijkt immers dat zij er weliswaar over heeft nagedacht om te vluchten, maar dat zij niet wist waar zij dan naartoe moest.
Aldus leverden het uit verdachtes leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en de door verdachte gecreëerde afhankelijkheidssituatie, voor aangeefster een zodanige psychische druk op dat zij daaraan geen weerstand kon bieden en dat zij zich gedwongen voelde aan verdachtes wensen te voldoen. De onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verweren van de verdediging strekkende tot vrijspraak worden verworpen.
Feit 2A en 2B (belaging [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of poging tot dwang [benadeelde 1] )
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2A en 2B geen verweer gevoerd voor zover die feiten betrekking hebben op aangeefster [benadeelde 1] . Ten aanzien van de ten laste gelegde belaging van [benadeelde 2] , moeder van [benadeelde 1] , is vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op háár persoonlijke levenssfeer. Hoewel het gesprek op Instagram dat door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt mogelijk als indringend kan worden beschouwd, is een dergelijke eenmalige conversatie onvoldoende om van belaging te kunnen spreken, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er zowel ten aanzien van [benadeelde 1] als ten aanzien van [benadeelde 2] een bewezenverklaring kan volgen.
Het hof deelt dit standpunt. Hoewel de raadsman terecht heeft aangevoerd dat ten aanzien van [benadeelde 2] blijkt dat verdachte haar een volgverzoek op Instagram heeft gestuurd en dat de berichten die hij vervolgens heeft gestuurd, in feite één conversatie betreffen, is dit niet het enige op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2] .
Het hof stelt in dat kader voorop dat [benadeelde 2] de moeder is van een twaalfjarig meisje dat door een volwassen man van 23 jaar werd gestalkt. Uit het dossier blijkt dat zij nauw betrokken was bij hetgeen zich ten aanzien van haar dochter afspeelde en dat verdachtes berichten en telefoontjes niet alleen [benadeelde 1] maar ook haar bereikten. [benadeelde 2] heeft verklaard dat er geen dag voorbij ging dat verdachte [benadeelde 1] en haar familie niet benaderde. Sommige berichten hebben ook daadwerkelijk betrekking op [benadeelde 2] en/of de overige familie van [benadeelde 1] . Zo heeft verdachte onder meer gedreigd om berichten aan de familie van [benadeelde 1] door te sturen waaruit zou blijken dat zij jongens pijpt en dat ze drinkt.
Verder blijkt uit de verklaring van [benadeelde 2] dat zij verdachte twee keer aan de lijn heeft gehad toen hij [benadeelde 1] oude telefoonnummer belde. [benadeelde 2] : “Hij was toen met [benadeelde 1] aan het praten, aan het uitschelden en toen heb ik het telefoongesprek overgenomen en toen heb ik gezegd dat hij moest stoppen met mijn kind lastig vallen (…). Uit een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2017 blijkt dat [benadeelde 2] die dag de politie heeft gebeld met de mededeling dat [benadeelde 1] de afgelopen dagen heel veel anoniem gebeld werd. Zij heeft verklaard dat ze deze telefoontjes in principe niet opnamen maar dat als ze wel opnamen, dat [benadeelde 2] dan het gesprek overnam en de beller vertelde dat hij moest ophouden met het lastigvallen van [benadeelde 1] . Daarbij is aangetekend dat [benadeelde 1] de stem van de beller als die van verdachte heeft herkend. Blijkens datzelfde proces-verbaal van bevindingen heeft de stiefvader van [benadeelde 1] , [naam], eveneens contact opgenomen met de politie omtrent anonieme telefoontjes. De telefoon van [benadeelde 1] zou in geval van dergelijke telefoontjes telkens op de luidspreker zijn gezet. [naam] heeft aangegeven dat de stress die dit soort telefoontjes in het gezin opleverde, dusdanig was dat hij een nieuw telefoonnummer voor [benadeelde 1] heeft geregeld.
Ten slotte blijkt uit het dossier dat [benadeelde 2] ervan op de hoogte was toen verdachte de basisschool van haar dochter bezocht. Zij heeft verklaard dat zij op dat moment door haar dochter werd gebeld die totaal in paniek was omdat verdachte zijn auto bij haar school parkeerde. [benadeelde 1] herkende zowel de auto als verdachte. [benadeelde 2] is daarop naar de school gereden en toen zij daar bijna aankwam, is zij de auto van verdachte gepasseerd en heeft zij verdachte in zijn ogen gekeken. [benadeelde 2] heeft een foto van (de auto van) verdachte gemaakt en is vervolgens “totaal overstuur naar de school gerend”. Naar eigen zeggen is ze vervolgens helemaal ingestort. Zij geeft in haar verklaring aan dat iedereen heel erg geschrokken is en dat zij hopen dat verdachte snel wordt opgepakt en dat “de terreur waaronder ons gezin lijdt” stopt. Uit een andere verklaring van [benadeelde 2] blijkt ten slotte dat [benadeelde 2] heeft overwogen om [benadeelde 1] van school te halen en dat die school voor haar geen veilige plek meer is. [benadeelde 2] brengt [benadeelde 1] naar school en haalt haar op, terwijl ze voorheen zelf fietste. [benadeelde 2] : “Het wordt zo ondragelijk, voor ons allemaal”.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte door de ten laste gelegde handelingen niet alleen stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] maar ook op die van haar moeder [benadeelde 2] . De verweren van de verdediging strekkende tot vrijspraak van verdachte worden verworpen. Ook het onder 2B ten laste gelegde feit kan overeenkomstig het vonnis wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 3 (bedreiging [benadeelde 1] )
Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster [benadeelde 1] heeft bedreigd. Ten aanzien van dit feit is door de verdediging dan ook geen verweer gevoerd. Het hof acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de uitlating “ik verkracht jou kk kech”, nu uit het dossier blijkt dat deze uitlating niet door verdachte maar door een ander is gedaan.
Feit 4 (verwerven en/of voorhanden hebben kinderpornografisch materiaal)
De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is primair aangevoerd dat verdachte de op zijn telefoon aangetroffen foto’s niet opzettelijk heeft verworven en dat het ‘ongewilde bijvangst’ betreft. Verdachte heeft aangegeven dat de foto’s zijn binnengekomen via Whatsappgroepen en dat ze automatisch zijn opgeslagen op zijn telefoon. De uitkomsten van het nadere onderzoek dat in hoger beroep op verzoek van de verdediging is uitgevoerd, zijn door verdachte betwist. Verdachte heeft in dat kader onder meer verklaard dat hij in de periode juni tot en met september 2016 in Turkije heeft verbleven en dat hij daar geen beschikking over internet had. De Whatsapp-gesprekken in november 2016 waarin eveneens foto’s zijn uitgewisseld, kan verdachte zich naar eigen zeggen niet meer voor de geest halen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van foto 1, nu er naar aanleiding van een opmerking van een verbalisant in de zogenoemde fotomap twijfels zijn gerezen over de minderjarigheid van het betreffende meisje.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het verweer van de verdediging dat sprake is van ongewilde bijvangst wordt weersproken door het nadere onderzoek dat in hoger beroep is uitgevoerd. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2019, met bijlagen, blijkt dat alle kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen in Whatsapp-gesprekken en dat dit één op één gesprekken betreffen. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat één van de kinderpornografische bestanden (foto nummer 8) door verdachte zelf is verzonden (op 15 november 2016). Van ongewilde bijvangst en/of een passieve rol van verdachte is derhalve geen sprake.
Anders dan de rechtbank komt het hof ook ten aanzien van de video’s 9 en 10 tot een bewezenverklaring. Daartoe stelt het hof voorop dat in het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal in algemene zin is beschreven dat de telefoon van verdachte is onderzocht en dat er volgens verbalisanten foto’s en filmmateriaal tussen zat van vermoedelijk minderjarige meisjes. Er zijn vervolgens 8 foto’s geselecteerd (genummerd 1 t/m 8), met daarop meisjes met een geschatte leeftijd tussen de 14 en 16 jaar en 2 filmpjes (genummerd 9 en 10). De videobeelden zijn vervolgens op p. 73 en 74 van het dossier beschreven als het penetreren van het lichaam door een minderjarige bij zichzelf, vaginaal met de vinger/hand. Het hof is van oordeel dat op grond van dit proces-verbaal en deze beschrijving de minderjarigheid van de betreffende meisjes voldoende is komen vast te staan. Dat door de verbalisanten niet expliciet de kenmerken zijn beschreven aan de hand waarvan zij hebben geconstateerd dat het minderjarige meisjes betreft, doet daar in casu aan niet af. Daarbij betrekt het hof ook het volgende.
Uit bijlage D van het aanvullende proces-verbaal d.d. 16 oktober 2019 blijkt dat video 9 is ontvangen in een Whatsapp-gesprek met ene [naam] op 7 september 2016. In dat gesprek stuurt verdachte om 18:52:52 uur het bericht: “Bro kan je die video sturen die 14-jarige”. En daarna om 18:52:58: “Ik stuue (het hof begrijpt: stuur) jou ook gekke dingen”. Verdachte stuurt vervolgens zelf een aantal seksueel getinte afbeeldingen aan [naam], waarna hij om 18:53:50 stuurt: “Kan je die video sturen die 14 jarige wat je net gepost hebt”. [naam] antwoordt met: “Sgoed”, waarna hij om 19:02:54 een video stuurt en om 19:03:58 nog één. Deze laatste video betreft video nummer 9. Verdachte reageert vervolgens om 19:08:38: “Aai wel goeie”.
Deze correspondentie, waarin wordt gesproken over een video van een 14-jarige, bevestigt niet alleen dat verdachte opzet had op het verwerven en voorhanden hebben van kinderpornografisch materiaal maar ook mede de minderjarigheid van het meisje dat figureert in video nummer 9 uit feit 4 van de tenlastelegging. Dat verdachte in de zomermaanden van 2016 in Turkije heeft verbleven staat aan een bewezenverklaring niet in de weg, nu het hof niet aannemelijk acht dat verdachte daar geen beschikking had over internet. Bovendien zegt dit niets over de rest van de ten laste gelegde periode waarin verdachte ook kinderpornografische afbeeldingen heeft ontvangen. De verweren worden verworpen.
Het onder 4 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van foto 1. Naar het oordeel van het hof heeft de advocaat-generaal op dit punt gelijk en het hof zal verdachte ter zake hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2A, 2B, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op 5 februari 2017 te [plaats] ,
door feitelijkheden [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum] 2004) heeft gedwongen
tot een handeling die bestond uit of mede bestond uit het binnendringen van het lichaam van
die [benadeelde 1] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [benadeelde 1] gebracht en bestaande
die andere feitelijkheden
hierin dat verdachte met zijn geestelijk en fysiek overwicht op [benadeelde 1] ,
terwijl hij met die [benadeelde 1] in een auto zat
- alcoholhoudende drank aan die [benadeelde 1] heeft gegeven en
- meermalen aan die [benadeelde 1] heeft gevraagd of zij hem wilde pijpen en tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als zij hem eerst zou pijpen en aldus een voor die [benadeelde 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2A.hij in de periode van 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017 te [plaats] stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , door onder andere
- -
die [benadeelde 1] veelvuldig te bellen en/of
- -
veelvuldig Instagramberichten en/of whatsappberichten naar die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te versturen en/of
- -
een kennis van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (te weten: [naam] ) te vragen naar het huisadres van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of
- -
zich op te houden in zijn personenauto bij de school van die [benadeelde 1] ,
met het oogmerk die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
en
2B.hij of omstreeks de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te [plaats] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [benadeelde 1] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het nogmaals afspreken met hem, verdachte, met voormeld oogmerk die [benadeelde 1] heeft gezegd/geappt/voorgehouden dat hij, verdachte,
- -
één of meer film(s) en/of foto('s) waarop die [benadeelde 1] , bij hem, verdachte, seksuele handelingen verricht en/of waarop die [benadeelde 1] geheel en/of gedeeltelijk ontkleed is te zien, via één of meer sociaal medium/sociale media openbaar zou maken en/of aan de vrienden en/of familie van voornoemde [benadeelde 1] zou doorsturen en/of
- -
één of meer geluidsbestanden waarop die [benadeelde 1] vertelt seksuele handelingen verricht te hebben, via één of meer sociaal medium/ sociale media openbaar zou maken en/of aan de vrienden en/of familie van voornoemde [benadeelde 1] zou doorsturen, en
- -
de moeder en/of vader en/of neef van die [benadeelde 1] zou inlichten over het drinken van alcohol door [benadeelde 1] en/of over de seksuele contacten die zij heeft gehad met (oudere) jongens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.hij in de periode 5 februari 2017 tot en met 31 maart 2017, te [plaats] , [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde 1] telefonisch en via sociale media dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je helemaal kapot maken [benadeelde 1] " en "Ik ga je doodmaken" en "Ik steek je neer”.
4.hij in de periode van de maand juni 2016 tot en met 18 april 2017 in Nederland, een gegevensdrager, te weten een smartphone, merk Samsung, type Neo, bevattende afbeeldingen, te weten 7 foto's en/of 2 video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger en/of hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had (fotonummers 9 en 10)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de
(onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (fotonummers 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 2A bewezen verklaarde levert op:
belaging, meermalen gepleegd.
Het onder 2B bewezen verklaarde levert op:
poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Zoals bij de bewijsoverweging uiteen is gezet, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een twaalfjarig meisje. Verdachte heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster [benadeelde 1] . Hij heeft zich in het geheel niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, maar alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Wat het geheel nog kwalijker maakt, is dat verdachte [benadeelde 1] na de verkrachting niet met rust heeft gelaten, maar dat hij haar (en haar moeder) is gaan belagen en dat hij [benadeelde 1] geprobeerd heeft te dwingen opnieuw met hem af te spreken. Daarbij is [benadeelde 1] ook door verdachte bedreigd. Ten slotte is bewezenverklaard dat verdachte een telefoon in bezit heeft gehad waarop kinderpornografisch materiaal is aangetroffen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact op het leven van [benadeelde 1] en de rest van het gezin heeft gehad, en nog steeds heeft. De overweging van de advocaat-generaal, dat verdachte [benadeelde 1] ‘onder de huid’ is gekropen, is treffend. Verdachte heeft voor veel angst, onzekerheid en verdriet gezorgd en het feit dat veel van de bewezenverklaarde handelingen zich op internet hebben afgespeeld, maakt dat aangeefster nog lange tijd met de negatieve gevolgen van het handelen van verdachte kan worden geconfronteerd.
Het hof deelt de door de rechtbank geuite zorgen over de houding en de toekomst van verdachte. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen en heeft ter terechtzitting van het hof ook niet de indruk gewekt het strafwaardige van zijn handelen in te zien. Hij probeerde veel van zijn gedrag goed te praten en heeft geen enkel medeleven getoond naar [benadeelde 1] dan wel naar haar moeder. Integendeel: verdachte meende [benadeelde 2] ter zitting van het hof nog op gedrag van haar dochter te moeten aanspreken en leek geheel niet in te zien hoe ongepast dit was.
In het dossier bevinden zich meerdere rapportages omtrent de persoon van verdachte. Verdachte is onder meer onderzocht in het Pieter Baan Centrum, maar hij heeft geweigerd aan het onderzoek mee te werken. Een uitgebreide psychologische en psychiatrische beschouwing is daardoor niet mogelijk gebleken.
Het hof deelt wel de indruk van GZ-psycholoog Gaertner, zoals die is beschreven in de Rapportage Pro Justitia d.d. 13 april 2018, inhoudende dat hoewel verdachte geen eerdere veroordelingen heeft, er een patroon lijkt te zijn in zijn agressieve, onderdrukkende gedrag jegens meisjes en jonge vrouwen. Het dossier laat een beeld zien van een verdachte die zich veel bezig houdt met het benaderen van meisjes/jonge vrouwen via sociale media, ze om (naakt)foto’s vraagt en vervolgens bedreigt en onder druk zet om meer foto’s te sturen. Dat verdachte niet heeft meegewerkt aan nader onderzoek om meer inzicht te verkrijgen in dit gedrag, valt gezien het voorgaande te betreuren.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en het recidiverisico waar volgens het hof sprake van is, maken dat oplegging van een forse gevangenisstraf noodzakelijk is. Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend. Daarvan zal een gedeelte van 1 jaar in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, met een proeftijd van 5 jaren. Het hof acht deze lange proeftijd gezien het hiervoor overwogene gerechtvaardigd. Gedurende die proeftijd dient verdachte onder toezicht te worden gesteld van de reclassering en dient hij een ambulante behandeling te volgen. Dit is in lijn met het reclasseringsadvies d.d. 30 mei 2017. Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt het hof tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Net als de rechtbank zal het hof in het kader van de beveiliging van het slachtoffer en het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich niet mag ophouden in de nabije omgeving van de school van aangeefster ([naam school]) en de woning van aangeefster ([adres]) en dat hij zich moet onthouden van contact met aangeefster, haar moeder, stiefvader en twee zusjes. Overeenkomstig het voorstel van de advocaat-generaal zal het hof de afstand van het locatieverbod vaststellen op 500 meter.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onder meer verkrachting, belaging, bedreiging en poging tot dwang. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte- gelet op de aard van de misdrijven en de persoon van verdachte - opnieuw een strafbaar feit zal begaan tegenover aangeefster en/of haar familie, dan wel zich belastend tegenover hen zal gedragen, zal het hof, gelet op artikel 38v lid 4 Sr, de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. De bescherming van de veiligheid van aangeefster en haar familie rechtvaardigt dat in dit geval wordt afgeweken van het uitgangspunt dat tenuitvoerlegging pas kan aanvangen na het onherroepelijk worden van de veroordeling.
Beslag
Het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 begane feit aangetroffen. Het behoort aan verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 25.721,95, bestaande uit € 721,95 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.049,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 49,95. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Voorts is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Het hof acht de vordering tot een bedrag van€ 7.500,- redelijk en voor toewijzing gereed, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente.
Voor de overige gevorderde materiële schade (reiskosten naar school) en de overige gevorderde immateriële schade beschikt het hof over onvoldoende informatie om de vordering toe te wijzen. Het alsnog de beschikking verkrijgen over die informatie zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Om die reden kan de benadeelde partij daarom in zoverre thans niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft haar vordering tot schadevergoeding voorafgaand aan de zitting in hoger beroep ingetrokken. Derhalve duurt de voeging van haar vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2A, 2B, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2A, 2B, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich na oproep van de reclassering zich te melden bij Reclassering Nederland, op het adres Meent 4, 8224 BR te Lelystad, en vervolgens zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor antisociale gedragingen,
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren
- zich niet ophoudt binnen een straal van 500 meter van [naam school] (school voor voortgezet onderwijs): [adres];
- zich niet ophoudt binnen een straal van 500 meter van de woning van aangeefster: [adres];
- zich onthoudt van contact - direct of indirect - met [benadeelde 2] , [naam], [benadeelde 1] , [naam] en [naam] ;
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. telefoon (Samsung S4), kleur wit (G 1947394).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair, 2A, 2B, 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.549,95 (zevenduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 49,95 (negenenveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair, 2A, 2B, 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 7.549,95 (zevenduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 49,95 (negenenveertig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 februari 2017.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 29 november 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pennink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.