AB 2006, 47
Financieel bestuursrecht; zorgvuldigheidsbeginsel; bewijsrecht; zwijgrecht; cautieplicht; uitsluiting onrechtmatig verkregen bewijs; moment a quo; redelijke termijn; evenredigheidsbeginsel; hoogte boete; matiging.
Rb. Rotterdam 21-11-2005, ECLI:NL:RBROT:2005:AU7199, m.nt. O.J.D.M.L. Jansen
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
21 november 2005
- Zaaknummer
BC05/1749KRD
- Noot
O.J.D.M.L. Jansen
- LJN
AU7199
- JCDI
JCDI:ADS60973:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Voorfase
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBROT:2005:AU7199, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 21‑11‑2005
- Wetingang
Essentie
Financieel bestuursrecht; zorgvuldigheidsbeginsel; bewijsrecht; zwijgrecht; cautieplicht; uitsluiting onrechtmatig verkregen bewijs; moment a quo; redelijke termijn; evenredigheidsbeginsel; hoogte boete; matiging.
Samenvatting
Het bewijs dat voortvloeit uit de verklaring van eiser, die er blijkbaar voorafgaande aan dat verhoor ook niet op was bedacht dat hij als verdachte werd gehoord door de FIOD-ECD en evenmin tijdens dit verhoor werd bijgestaan door een raadsman, is strafrechtelijk onrechtmatig verkregen. Ingeval gesproken kan worden van jegens de belanghebbende op onrechtmatige wijze verkregen bewijsmiddelen, dan hoeft dit voor verweerster geen beletsel te zijn om daarvan gebruik te maken. In een dergelijk geval zal met inachtneming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.