AB 2006, 24
Una via. Ne bis in idem. Evenredigheidsbeginsel. Zwijgrecht. Cautie. Overtreder. Daderschap rechtspersoon en feitelijk leidinggever. Bestuursprocesrechtelijk overgangsrecht. Ambtshalve toetsing.
Rb. Rotterdam 28-06-2005, ECLI:NL:RBROT:2005:AT8722, m.nt. O.J.D.M.L. Jansen
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
28 juni 2005
- Magistraten
Mrs. Kruisdijk, Van Nifterick, Jurgens
- Zaaknummer
BC04/886KRD
BD04/887KRD
- Noot
O.J.D.M.L. Jansen
- LJN
AT8722
- JCDI
JCDI:ADS60972:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursprocesrecht / Beroep
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBROT:2005:AT8722, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 28‑06‑2005
- Wetingang
Awb art. 8:69 lid 3; Wtk 1992 art. 90j; Sr art. 68; Sv art. 359 lid 2
Essentie
Una via. Ne bis in idem. Evenredigheidsbeginsel. Zwijgrecht. Cautie. Overtreder. Daderschap rechtspersoon en feitelijk leidinggever. Bestuursprocesrechtelijk overgangsrecht. Ambtshalve toetsing.
Samenvatting
Eiser moet worden beschouwd als overtreder, nu hij zowel eigenaar als bestuurder was van de rechtspersoon, hij de geldleenovereenkomsten heeft getekend en niet gemotiveerd heeft bestreden feitelijk leidinggever te zijn. Eiser is, nadat hem door de minister een boete is opgelegd, strafrechtelijk vervolgd voor overtreding van de art. 321 en 326 Sr. Hij werd veroordeeld voor 326 Sr. Met betrekking tot de reikwijdte van art. 90j Wtk 1992 stelt de rechtbank voorop dat onder het begrip ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.