AB 2006, 39
Financieel bestuursrecht; bestuurlijke boete; bewijsrecht; onrechtmatig verkregen bewijs; schutznorm; nemo tenetur; zwijgrecht; cautieplicht; evenredigheidsbeginsel; gelijkheidsbeginsel; functiescheiding.
Rb. Rotterdam 19-10-2004, ECLI:NL:RBROT:2004:AR4867, m.nt. O.J.D.M.L. Jansen
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
19 oktober 2004
- Zaaknummer
BC03/3358
- Noot
O.J.D.M.L. Jansen
- LJN
AR4867
- JCDI
JCDI:ADS60967:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBROT:2004:AR4867, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 19‑10‑2004
- Wetingang
Essentie
Financieel bestuursrecht; bestuurlijke boete; bewijsrecht; onrechtmatig verkregen bewijs; schutznorm; nemo tenetur; zwijgrecht; cautieplicht; evenredigheidsbeginsel; gelijkheidsbeginsel; functiescheiding.
Samenvatting
In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat op het bestuursorgaan de plicht rust bij de boeteoplegging gemotiveerd in te gaan op de bewijsvergaring. Volstaan zal kunnen worden met de motivering welke vastgestelde feiten hebben geleid tot de conclusie dat sprake is van een overtreding. Daar waar in bezwaar de rechtmatigheid van de feitenvergaring is aangevochten, kan dit uitzondering lijden. In de financiële toezichtbepalingen bestaan het zwijgrecht en de cautieplicht niet ten aanzien van de uitoefening van reguliere toezichtbevoegdheden. Echter, zodra ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.