Richtlijn 73/350/EEG aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijn van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1973
- Bronpublicatie:
07-11-1973, PbEG 1973, L 321 (uitgifte: 22-11-1973, regelingnummer: 73/350/EEG)
- Inwerkingtreding
16-11-1973
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-11-1973, PbEG 1973, L 321 (uitgifte: 22-11-1973, regelingnummer: 73/350/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
Richtlijn van de Commissie van 7 november 1973 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de richtlijn van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op de richtlijn van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (70/156/EEG) (1), gewijzigd bij de Akte die is gevoegd bij het op 22 januari 1972 te Brussel ondertekende Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe Lid-Staten tot de E.E.G. en de E.G.A. (2), en met name op de artikelen 11, 12 en 13,
Gelet op de richtlijn van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (70/157/EEG) (3), gewijzigd bij de Akte die is gevoegd bij het op 22 januari 1972 te Brussel ondertekende Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe Lid-Staten tot de E.E.G. en de E.G.A., en met name op artikel 3,
Overwegende dat een voertuig zodanig moet zijn ontworpen en gebouwd dat zijn geluidsniveau de voorgeschreven limieten niet overschrijdt; dat dit beginsel in het bijzonder geldt voor de uitlaatinrichtingen (geluiddempers);
Overwegende dat het, dank zij de technische vooruitgang, thans mogelijk is de uitlaatinrichtingen onder omstandigheden te beproeven die overeenkomen met hun gebruikelijke toestand in het wegverkeer; dat er derhalve werkwijzen moeten worden ingevoerd waardoor nieuwe geluiddempers aldus kunnen worden geconditioneerd; dat het conditioneren van de geluiddempers mag geschieden door deze te doen functioneren in continubedrijf op de weg of op speciale proefbanken; dat, aangezien niet alle invloeden van een continubedrijf op de weg voortdurend reproduceerbaar zijn, in twijfelgevallen het conditioneren op de proefbank noodzakelijk is;
Overwegende dat de bepalingen van onderhavige richtlijn in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de vooruitgang der techniek van de richtlijnen tot opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector der motorvoertuigen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: