Einde inhoudsopgave
Wet belastingen op milieugrondslag
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
25-11-2015, Stb. 2015, 455 (uitgifte: 02-12-2015, kamerstukken: 34220)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2015, Stb. 2015, 455 (uitgifte: 02-12-2015, kamerstukken: 34220)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieubelastingen / Algemeen
Milieubelastingen / Leidingwaterbelasting
1.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
leidingwater: water dat door een drinkwaterbedrijf of een afzonderlijke watervoorziening aan derden ter beschikking wordt gesteld, al dan niet van drinkwaterkwaliteit;
- b.
drinkwaterbedrijf: drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drinkwaterwet;
- c.
afzonderlijke watervoorziening: landgebonden voorziening, niet zijnde een drinkwaterbedrijf, voor de winning of behandeling van water dat met behulp van een distributienet als leidingwater ter beschikking wordt gesteld;
- d.
aansluiting: een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, op het distributienet van een drinkwaterbedrijf of van een afzonderlijke watervoorziening, waaruit leidingwater aan de verbruiker wordt geleverd; een aansluiting kan bestaan uit een of meer leveringspunten;
- e.
particuliere installatie voor centrale watervoorziening: installatie voor de levering van water aan meer dan een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, welke installatie permanent is aangesloten op het distributienet van een drinkwaterbedrijf of van een afzonderlijke watervoorziening;
- f.
verbruiksperiode:
- 1°
in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of, indien geen voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen: tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft;
- 2°
in overige gevallen: kalenderjaar;
- g.
eindfactuur: definitieve factuur waarin verrekening plaatsvindt met de voorschotnota’s of voorschotbedragen die betrekking hebben op het tijdvak waarop de factuur ziet;
- h.
verbruiker: degene die, anders dan in de hoedanigheid van drinkwaterbedrijf of afzonderlijke watervoorziening, leidingwater verkrijgt van een drinkwaterbedrijf of afzonderlijke watervoorziening.
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, is de verbruiksperiode in de aldaar bedoelde gevallen:
- a.
ingeval de overeenkomst tot levering in de loop van het kalenderjaar aanvangt: het gedeelte van het kalenderjaar vanaf het tijdstip waarop de overeenkomst tot levering aanvangt;
- b.
ingeval de overeenkomst tot levering in de loop van het kalenderjaar wordt beëindigd: het gedeelte van het kalenderjaar tot het tijdstip waarop de overeenkomst tot levering eindigt.