Einde inhoudsopgave
Besluit financiële markten BES
Artikel 4:24 (minimumomvang solvabiliteit elektronischgeldinstelling)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2012
- Bronpublicatie:
22-05-2012, Stb. 2012, 238 (uitgifte: 12-06-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2012, Stb. 2012, 240 (uitgifte: 12-06-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Financiële dienstverlening / Financieel toezicht
1.
Een elektronischgeldinstelling beschikt over een toetsingsvermogen dat ten minste gelijk is aan twee procent van het lopende bedrag of het gemiddelde bedrag over de laatste zes maanden van haar totale financiële verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden, naar gelang welk bedrag het hoogste is. Indien de elektronischgeldinstelling haar werkzaamheden niet gedurende zes maanden heeft uitgeoefend, bedraagt de minimumomvang van het toetsingsvermogen twee procent van het lopende bedrag of het blijkens haar programma van werkzaamheden op zes maanden nagestreefde bedrag van haar totale financiële verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden, naar gelang welk bedrag het hoogste is. De Nederlandsche Bank kan, indien de vorige volzin van toepassing is en aannemelijk is dat het nagestreefde bedrag te laag is geschat, besluiten dat voor de elektronischgeldinstelling een hogere minimumomvang van het toetsingsvermogen geldt.
2.
Het in aanmerking te nemen toetsingsvermogen wordt gevormd door de waarde van de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 4:5, tweede lid. Artikel 4:5, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Onverminderd het eerste lid, is het toetsingsvermogen ten minste gelijk aan het in artikel 4:23, eerste lid, voorgeschreven minimumbedrag.