Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 6 maart 2017, met nummer PL1100-2016285101-9, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Hof Amsterdam, 11-01-2022, nr. 23-001033-19
ECLI:NL:GHAMS:2022:3887
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-01-2022
- Zaaknummer
23-001033-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:3887, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑01‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1
Uitspraak 11‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Ontneming. Transactieberekening hennepkwekerij. Verschillende kweekruimtes. Bespreking verweer opbrengst.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001033-19
datum uitspraak: 11 januari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-091062-17 tegen de veroordeelde
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1] .
Procesgang
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 48.113,70. Deze vordering is ter terechtzitting in eerste aanleg gematigd tot € 45.182,60.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter van 14 maart 2019 veroordeeld ter zake van:
- -
het plegen dan wel medeplegen van het opzettelijk telen dan wel aanwezig hebben van ongeveer 194 hennepplanten op 2 maart 2017;
- -
diefstal van elektriciteit in de periode van 9 september 2016 tot en met 2 maart 2017.
Voorts heeft de politierechter bij ontnemingsvonnis van 14 maart 2019 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 45.562,70 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Op verzoek van de raadsman van de veroordeelde en omdat ook overigens niet was gebleken van enig rechtens te respecteren belang bij voortzetting van de behandeling in hoger beroep, is de veroordeelde bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het gewezen vonnis in de strafzaak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Grondslag van de ontneming en schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen. Daarbij gaat de advocaat-generaal uit van twee eerdere oogsten.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de hennepkwekerij door twee andere personen is opgezet en geëxploiteerd. De veroordeelde heeft niet eerder dan in eerste aanleg hierover durven verklaren uit angst voor represailles. In hoger beroep durfde de veroordeelde meer openheid van zaken te geven over de andere betrokkenen. Dat meerdere personen betrokken waren blijkt ook uit de verklaring van de getuige [getuige 1] en de bevindingen van de observatiecamera. De veroordeelde zou 25% van de opbrengst krijgen, maar heeft nooit een bedrag ontvangen. Primair stelt de verdediging dat er geen (twee) eerdere oogsten voorafgaand aan de ontdekking van de hennepkwekerij zijn geweest. Subsidiair wordt gesteld dat de veroordeelde geen voordeel heeft gehad uit de hennepkwekerij. Meer subsidiair dient het wederrechtelijk verkregen voordeel te worden geschat op 25% van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel. Uiterst subsidiair verzoekt de verdediging het hof gebruik te maken van de schattingsbevoegd en het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op basis van hetgeen is aangevoerd.
Oordeel van het hof
Op 2 maart 2017 werd in de woning aan de [adres 2] te Velsen-Noord een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met twee kweekruimtes.1.De woning werd met ingang van 9 januari 2016 tot in ieder geval het moment van het aantreffen van de kwekerij op 2 maart 2017 gehuurd door de veroordeelde.2.
Grondslag van de ontnemingsvordering en aantal oogsten
Uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij op 9 januari 2018 ondertekend door [verbalisant 1] (hierna: het Rapport)3.volgt dat in de aangetroffen hennepkwekerij omstandigheden zijn aangetroffen die duiden op een of meerdere opbrengsten uit de exploitatie van de op 2 maart 2017 aangetroffen hennepkwekerij. Aangetroffen indicatoren zijn onder meer:
- -
hennepresten op de vloer, op de trap naar de overloop en in een open schoenendoos in de woonkamer;
- -
vuilniszakken gevuld met potgrond waarbij in de potgrond wortel- en steelresten van hennepplanten zijn aangetroffen;
- -
stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, de aanwezige elektra, afvoerbuizen van de ventilatie, de ventilatoren en de schoepen (het hof begrijpt: schelpen) van de slakkenhuizen;
- -
een vervuild koolstoffilterdoek, waarbij op plaatsen waar deze was bevestigd het doek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek;
- -
lege verpakkingen van groei- en bloeimiddelen;
- -
droognetten met daarop hennepresten;
- -
scharen met daarop resten van hennep en hennephars;
- -
strijkzakken en een strijkbout waarvan de zool vervuld was door een op gesmolten plastic lijkende substantie;
- -
het kunststoffolie in de kweekruimte was zwaar verontreinigd met potgrond en resten van groei- en bloeimiddelen en op de dompelpomp, waterslangen en maatbekers zaten aanslagresten van groei- en bloeimiddelen;
- -
op de kwekerij aangetroffen elektriciteitssnoeren en slakkenhuizen stonden productiedata gelegen in de periode september 2015 tot en met januari 2016.4.
Daarnaast heeft de politierechter in de strafzaak bewezenverklaard dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit in de periode 9 september 2016 tot en met 2 maart 2017 en is aannemelijk dat deze diefstal te maken heeft met de hennepkwekerij in de woning. Immers, bij hennepkwekerijen gebeurt het vaak dat stroom op illegale wijze wordt verkregen vanwege het hoge verbruik dat de hennepteelt teweegbrengt.
Gelet op voornoemde indicatoren en constateringen, is het hof van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde voorafgaand aan de in de strafzaak bewezenverklaarde datum, een ander strafbaar feit heeft begaan dan bewezen is verklaard, te weten het telen van hennep in een periode voorafgaand aan 2 maart 2017 en dat deze teelt heeft geleid tot twee eerdere oogsten. Daarbij heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de productiedata op de elektriciteitssnoeren en slakkenhuizen en de onherroepelijke veroordeling voor diefstal van elektriciteit in de periode van
9 september 2016 tot 2 maart 2017. Het uitgangspunt is daarbij dat een gemiddelde kweekcyclus tien weken per oogst bedraagt.5.
Het standpunt dat de veroordeelde in zijn geheel geen voordeel heeft gehad uit de hennepkwekerij dan wel dat hij slechts 25% van de opbrengst zou hebben ontvangen, acht het hof niet geloofwaardig. Daartoe heeft de verdediging onvoldoende onderbouwing gegeven. Op de beelden van de observatiecamera is daarentegen te zien dat de veroordeelde hennepgerelateerde goederen de woning uitdraagt. Bovendien heeft de veroordeelde in de periode voorafgaand aan het ontdekken van de hennepkwekerij een bedrag van in totaal € 20.072,00 contant op zijn bankrekening gestort terwijl zijn inkomsten in die periode € 6.289,33 bedroegen.6.Gelet op onder meer de periode dat de veroordeelde in detentie heeft verbleven, acht het hof het wel aannemelijk dat tenminste één ander persoon betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en dat niet de gehele opbrengst van de hennepkwekerij aan de veroordeelde is toegekomen. Anders dan de raadsman heeft betoogd gaat het hof uit van één mededader. Bij gebrek aan concrete andersluidende aanknopingspunten gaat het hof uit van een ponds-pondsgewijze verdeling. Om die reden zal het hof 50% van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de kwekerij aan de veroordeelde toerekenen.
Kweekruimte 1 - bruto opbrengst
In de kweekruimte 1 werden geen planten meer aangetroffen. Op grond van het rapport van het functioneel parket afpakken wordt daarom uitgegaan van 15 planten per m². De oppervlakte van de kweekruime was 4 m², hetgeen betekent dat er in totaal 60 hennepplanten stonden in deze kweekruimte. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt dan op grond van het BOOM-rapport
60 x 28,2 gram = 1.692,00 gram = 1,692 kilogram.7.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het BOOM-rapport op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 4.070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
1,692 kilogram x € 4.070,00 = € 6.886,44
Kweekruimte 1 - kosten
Het hof acht aannemelijk dat de veroordeelde ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk verkregen voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
De in mindering te brengen kosten voor per oogst zijn als volgt:
- -
afschrijvingskosten € 150,00
- -
hennepstekken € 228,60
- -
variabele kosten € 232,80
Totaal € 611,408.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst in kweekruimte 1 bedraagt € 6.275,04
(€ 6.886,44 - € 611,40).
Kweekruimte 2 - bruto opbrengst
In de kweekruimte 2 stonden in totaal 194 hennepplanten. De oppervlakte van de kweekruime was 9 m², hetgeen betekent dat er 22 hennepplanten per m² stonden. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt dan op grond van het BOOM-rapport 194 x 24,6 gram = 4.772,4 gram = 4,7724 kilogram.9.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het BOOM-rapport op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 4.070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
4,7724 kilogram x € 4.070,00 = € 19.423,67
Kweekruimte 2 - kosten
Het hof acht aannemelijk dat de veroordeelde ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk verkregen voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
De in mindering te brengen kosten voor per oogst zijn als volgt:
- -
afschrijvingskosten € 150,00
- -
hennepstekken € 739,14
- -
variabele kosten € 752,72
Totaal € 1.641,8610.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst in kweekruimte 2 bedraagt € 17.781,81
(€ 19.423,67 - € 1.641,86).
Vordering benadeelde partij Liander
Conform het bepaalde in artikel 36e, negende lid, Sr worden bij de bepaling van de omvang waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht voor zover deze zijn voldaan. Nu de veroordeelde ter zitting heeft verklaard dat de vordering van de benadeelde partij nog niet is voldaan, zal het hof dit bedrag niet in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het door de veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst voor de twee kweekruimtes gezamenlijk wordt geschat op € 24.056,85. Voor twee oogsten wordt het voordeel dus geschat op (afgerond) € 48.113,00 (€ 24.056,85 x 2).
Verplichting tot betaling aan de Staat
Het vonnis in de ontnemingszaak is gewezen op 14 maart 2019 en op 18 maart 2019 is door de verdediging hoger beroep ingesteld. Tussen het instellen van het hoger beroep en de datum waarop in deze zaak uitspraak zal worden gedaan zijn dan ook bijna twee jaren en tien maanden verlopen. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is sprake van een overschrijding van bijna tien maanden in hoger beroep, met name door een forse overschrijding van de inzendtermijn. Gelet hierop zal de betalingsverplichting worden gematigd met 10%.
Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van (afgerond) € 43.301,00.
Van andere feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan de hiervoor vastgestelde hoogte van de betalingsverplichting is niet gebleken.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 48.113,00 (achtenveertigduizend honderdendertien euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 43.301,00 (drieënveertigduizend driehonderdenéén euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 866 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 januari 2022.
Mrs. Koolen-Zwijnenburg en Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑01‑2022
Proces-verbaal van verhoor van de veroordeelde van 3 januari 2018, met nummer PL1100-2016285101-15, opgemaakt op ambtsbelofte en ambtseed door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ; een proces-verbaal van de getuige [getuige 2] van 27 maart 2017, met nummer PL1100-2016285101-13, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisant [verbalisant 1] .
Het Rapport, p. 232-234 en 124-125.
Het Rapport, p. 237.
Het Rapport, p. 234 en proces-verbaal relaas van 5 januari 2018 met nummer PL1100-2016285101, opgemaakt op ambtsbelofte door de verbalisant [verbalisant 1] , p. 7.
Het Rapport, p. 239.
Het Rapport, p. 239.
Het Rapport, p. 240.
Het Rapport, p. 240.