Einde inhoudsopgave
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
Artikel 7c Identificatie beoogde arbeidskrachten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
29-05-2019, Stb. 2019, 219 (uitgifte: 19-06-2019, kamerstukken: 35074)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-07-2019, Stb. 2019, 266 (uitgifte: 18-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Een werkzoekende, die in aanmerking komt voor terbeschikkingstelling of voor arbeidsbemiddeling, verstrekt aan degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt of die arbeidsbemiddeling verricht een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht.
2.
Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht, stelt de identiteit van een werkzoekende vast voorafgaand aan de terbeschikkingstelling of voor de voordracht tot bemiddeling aan de hand van een document als bedoeld in het eerste lid.
3.
Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of die arbeidsbemiddeling verricht, neemt een afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, op in diens administratie, voor zover op hem niet de verplichtingen rusten, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
4.
Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht, vernietigt het afschrift, bedoeld in het derde lid, zodra dit afschrift niet meer noodzakelijk is voor de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, maar uiterlijk vier weken nadat het afschrift in de administratie is opgenomen. De verplichting tot vernietiging geldt niet indien degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt de verplichting heeft, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.