CRvB, 01-03-2005, nr. 03/3795NABW
ECLI:NL:CRVB:2005:AS9671
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
01-03-2005
- Zaaknummer
03/3795NABW
- LJN
AS9671
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2005:AS9671, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 01‑03‑2005; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑03‑2005
Inhoudsindicatie
Aanvraag bijstandsuitkering niet in behandeling genomen. Verstrekte gegevens en bescheiden zijn onvoldoende om recht op bijstand te beoordelen. Welke betekenis komt toe aan gegevens verstrekt na het primaire besluit?
Partij(en)
E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/3795 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 2 juli 2003, reg.nr. 03/151 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 18 januari 2005, waar partijen, met voorafgaand schriftelijk bericht, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Appellant heeft op 9 september 2002 bij gedaagde een aanvraag om bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet ingediend. Deze aanvraag heeft geleid tot het besluit van 28 oktober 2002 waarbij gedaagde de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling heeft gelaten op de grond dat appellant niet uiterlijk op 25 oktober 2002 nadere gegevens heeft verstrekt waar gedaagde bij brief van 11 oktober 2002 om had verzocht.
Bij besluit van 21 januari 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 28 oktober 2002 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 21 januari 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag aan te vullen. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling is er onder meer sprake van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag indien onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt die een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk maken. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Appellant is bij brief van 11 oktober 2002 in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag van 9 september 2002 aan te vullen met onder meer gegevens omtrent zijn financiële situatie over de periode voorafgaande aan de bijstandsaanvraag. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat gedaagde terecht om voormelde gegevens heeft verzocht nu die noodzakelijk zijn om het recht op bijstand te kunnen beoordelen. Appellant is in zoverre te kort geschoten dat hij niet uiterlijk op 25 oktober 2002 aan gedaagde de verzochte informatie heeft verstrekt. Van belang hierbij acht de Raad nog dat gesteld noch gebleken is dat appellant in de onmogelijkheid heeft verkeerd de verzochte gegevens uiterlijk op 25 oktober 2002 aan gedaagde te verstrekken.
Gelet op het voorgaande is de Raad, evenals de rechtbank, van oordeel dat gedaagde bevoegd was om de aanvraag om bijstand met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen. Voorts kan niet worden gezegd dat gedaagde niet in redelijkheid tot buiten behandelingstelling heeft kunnen komen dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met een ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel.
Met betrekking tot de grief dat appellant na het primaire besluit doch binnen de bezwaartermijn nog een aantal gegevens heeft verstrekt aan gedaagde waarmee gedaagde rekening had moeten houden, merkt de Raad nog het volgende op.
Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals onder meer de uitspraak van de Raad van 16 april 2002, gepubliceerd in
JABW 2002/105, welke uitspraak gedaagde overigens reeds bij het verweerschrift in beroep in de procedure heeft gebracht, brengt de aard en inhoud van het primaire besluit, strekkende tot het buiten behandeling laten van de onderhavige aanvraag om bijstand, met zich dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het primaire besluit alsnog zijn verstrekt. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien het gegevens of bescheiden betreft waarvan zou moeten worden aangenomen dat appellant redelijkerwijs niet in staat is geweest om ter zake informatie binnen de gestelde termijn te verstrekken. In het voorgaande ligt reeds besloten dat hiervan in dit geval geen sprake is.
Gelet op het vorenoverwogene dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2005.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) M.C.M. Hamer.