AB 2004, 447
Boete; meest gunstige bepaling, overgangsrecht; redelijke termijn.
CRvB 30-06-2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AP6288, m.nt. H.E. Bröring (inlichtingenboete Maastricht)
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
30 juni 2004
- Magistraten
Mrs. Van den Hurk, Van Male, mr.drs. Van Vulpen-Grootjans
- Zaaknummer
01/3290NABW
- Noot
H.E. Bröring
- LJN
AP6288
- Roepnaam
inlichtingenboete Maastricht
- JCDI
JCDI:ADS864653:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:CRVB:2004:AP6288, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 30‑06‑2004
- Wetingang
IVBPR art. 15 lid 1 derde volzin; EVRM art. 6 lid 1; Abw art. 14a
Essentie
Boete; meest gunstige bepaling, overgangsrecht; redelijke termijn.
Samenvatting
In gevallen als het onderhavige, waarin voor een bepaalde overtreding oorspronkelijk een boete op grond van de toenmalige regelgeving is opgelegd die in de nadien totstandgekomen regelgeving wordt vervangen door een andersoortige sanctie, is de Raad van oordeel dat deze voor de toepassing van art. 15 lid 1 derde volzin IVBPR geacht moet worden een ‘penalty’ te zijn in de zin van dat artikel. Niet kan worden gezegd dat de Afstemmingsverordening voorziet in een lagere sanctie dan de bij het besluit van 11 juni 1999 gehandhaafde boete. Verwerping van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.