CRvB, 03-04-2003, nr. 02/4568ALGEM
ECLI:NL:CRVB:2003:AF7302
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
03-04-2003
- Zaaknummer
02/4568ALGEM
- LJN
AF7302
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2003:AF7302, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 03‑04‑2003; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2003, 216 met annotatie van H.E. Bröring
Uitspraak 03‑04‑2003
Inhoudsindicatie
-
02/4568 ALGEM
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante] h.o.d.n. [bedrijfsnaam], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellante heeft mr. G.G.E.A. Frederix, werkzaam bij het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf, op bij beroepschrift van 28 augustus 2002 aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Haarlem onder dagtekening 11 juli 2002 tussen partijen gegeven uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft onder dagtekening 19 november 2002 van verweer gediend.
Bij brief van 7 februari 2003 heeft mr. G.G.E.A. Frederix, voornoemd, nog nadere stukken ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 20 februari 2003 waar appellante in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Frederix, voornoemd. Gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. P.G.J. Reurings, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
De Raad ontleent aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden.
Naar aanleiding van een bij appellante uitgevoerde looncontrole heeft gedaagde aan appellante correctienota's over de jaren 1994 tot en met 1998 opgelegd die op 1 december 1999 aan haar zijn verzonden. Bij faxbericht van 4 oktober 2000 heeft appellante gedaagde er op gewezen dat zij door middel van een faxbericht van 11 januari 2000 bezwaar hebben doen instellen tegen voornoemde correctienota's.
Naar aanleiding van het faxbericht van 4 oktober 2000 heeft gedaagde vervolgens bij brief van 15 februari 2001 aan appellante bericht dat het via de fax verzonden bezwaarschrift van 11 januari 2000 gedaagde nimmer heeft bereikt.
Ten bewijze dat zij het bezwaarschrift daadwerkelijk op 11 januari 2000 heeft gefaxt, heeft appellante er op gewezen dat zij direct na het indienen van het bezwaarschrift per fax, telefonisch contact heeft opgenomen met het Gak met het verzoek om een nadere toelichting te geven op de vastgestelde loonbedragen. Voorts heeft appellante gewezen op de verzendbevestiging van de (bewuste) fax, waarop te lezen is dat op 11 januari 2000 om 14:55 uur, twee pagina's zijn gefaxt naar het Gak Nederland B.V., faxnummer 020-6871602, met als resultaat 'ok'.
Gedaagde heeft bij beslissing op bezwaar van 29 mei 2001 het namens appellante ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Daarbij heeft gedaagde tevens geen grond aanwezig geacht om deze overschrijding verschoonbaar te achten.
In beroep heeft de rechtbank het volgende overwogen waarbij appellante is aangeduid als eiseres en gedaagde als verweerder:
"Allereerst merkt de rechtbank op dat volgens vaste jurisprudentie het toegestaan is een bezwaarschrift per fax in te dienen. Voorts merkt de rechtbank het volgende op. Eiseres heeft de brief van 11 januari 2000 niet gefaxt aan de afdeling die de besluiten van 1 december 1999 heeft uitgereikt, maar aan een andere afdeling, te weten de afdeling Distribuerende Zaken Bezwaar & Beroep en Internationaal, van de uitvoeringsinstelling. Op de besluiten van 1 december 1999, de correctienota's, staat geen faxnummer vermeld. Op de achterzijde van de nota's is vermeld dat binnen zes weken na dagtekening van de premienota een bezwaarschrift kan worden ingediend bij Gak Nederland bv, afdeling loon en premievaststelling, Postbus 8300, 1005 CA Amsterdam. Voorst stelt de rechtbank vast dat eiseres het bezwaarschrift niet tegelijkertijd per aangetekende post heeft verzonden. Bovendien is niet gebleken dat eiseres voorafgaand aan de verzending van de fax contact heeft opgenomen met verweerder noch de ontvangst van de fax op enigerlei wijze bij verweerder gecheckt. In zoverre is de rechtbank van oordeel dat het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 1998 niet geheel vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. In de eerste plaats was in die zaak de fax wel naar het daarvoor bestemde faxnummer gestuurd en was in overleg met de ontvanger de brief gefaxt. Van die omstandigheden is in de onderhavige zaak geen sprake. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat eiseres pas na acht maanden na verzending van de fax van 11 januari 2000 contact met verweerder heeft opgenomen omtrent het bezwaarschrift. Door pas na ommekomst van een dergelijk lange termijn contact met verweerder op te nemen, is verweerder ernstig bemoeilijkt in zijn mogelijkheden om middels faxlijsten te controleren of de fax van 11 januari 2000 inderdaad bij verweerder is terecht gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze omstandigheden eiseres door de gekozen wijze van verzending het risico heeft genomen dat het bezwaarschrift niet door verweerder is ontvangen.".
In hoger beroep is namens appellante onder meer aangevoerd dat uit het verzendrapport van het faxapparaat, nu dat 'ok' vermeldt, afgeleid had moeten worden dat haar bezwaarschrift wel degelijk door gedaagde is ontvangen. Volgens appellante heeft gedaagde het over zichzelf afgeroepen dat het bezwaarschrift aan een andere afdeling is verzonden dan zij wenst omdat op de (achterzijde van de) nota's geen faxnummer is vermeld. Gedaagde heeft appellante niet de benodigde informatie verstrekt zodat het appellante niet verweten kan worden dat zij het bezwaarschrift abusievelijk niet naar de juiste afdeling heeft gefaxt. Volgens appellante kan haar voorts niet worden tegengeworpen dat zij niet heeft gecontroleerd of de fax door gedaagde is ontvangen. Het verzendbericht vermeldt immers dat het faxbericht is verzonden.
In dit geding dient de vraag beantwoord te worden of gedaagde appellante bij besluit van 29 mei 2001 terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat appellante niet binnen de ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn van zes weken een bezwaarschrift heeft ingediend.
De Raad beantwoordt deze vraag evenals de rechtbank en op de gronden die de rechtbank heeft gebezigd, bevestigend.
Volgens jurisprudentie van de Raad is het indienen van een bezwaarschrift door middel van een faxbericht op zichzelf aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van indiening verbonden risico's dienen voor rekening van de verzender te komen. Dat brengt met zich mee dat, mocht ontvangst aan de andere zijde ondanks zorgvuldig onderzoek niet bevestigd kunnen worden, het op de weg van verzender ligt de verzending aannemelijk te maken.
In dit geding wordt de ontvangst van het faxbericht van 11 januari 2000 door gedaagde ontkend. Het overleggen van een verzendjournaal met de melding 'ok' is volgens de Raad in deze onvoldoende om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift op 11 januari 2000 bij gedaagde is ingediend. Wat betreft de verzending van een stuk per fax merkt de Raad op dat de status 'ok' op een verzendjournaal een indicatie, maar geen sluitend bewijs, vormt dat het betreffende geschrift door de geadresseerde in goede orde is ontvangen.
Naast hetgeen door de rechtbank is overwogen, merkt de Raad op dat het ervoor moet worden gehouden dat het faxbericht van 11 januari 2000, bij gebreke van een ontvangstbevestiging, nimmer door gedaagde is ontvangen. Het voorgaande geldt overigens evenzo voor de op het voorblad van het faxbericht beloofde toezending van de originele brief per post. De Raad, is met de rechtbank van oordeel, dat appellante met de gekozen wijze van verzending per fax op de laatste dag van de bezwaartermijn, het risico heeft genomen dat het bezwaarschrift niet door gedaagde zou worden ontvangen.
Vorenstaande overwegingen leiden er toe dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Derhalve wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. R.C. Schoemaker, in tegenwoordigheid van A.H. Huls als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2003.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) A.H. Huls.