HR, 06-10-2009, nr. 200021644
ECLI:NL:GHAMS:2009:BL1940
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2009
- Zaaknummer
200021644
- LJN
BL1940
- Roepnaam
Bronwaterleiding Doorn/Engel
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2009:BL1940, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑10‑2009; (Hoger beroep kort geding)
- Wetingang
art. 86d Burgerlijk Wetboek Boek 2
- Vindplaatsen
JRV 2010, 334
JOR 2010/88 met annotatie van C.J. Groffen
Uitspraak 06‑10‑2009
Inhoudsindicatie
(Aanvraag tot) het verstrekken van duplicaten van mantels die behoren tot een deel van de door appellante uitgegeven aandelen aan toonder. Heeft geïntimeerde aannemelijk gemaakt dat hij houder is van de verloren gegane aandeelbewijzen?
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.021.644
(zaaknummer rechtbank 256637 / KG ZA 08-1036)
arrest in kort geding van de eerste civiele kamer van 6 oktober 2009
inzake
de naamloze vennootschap
Bronwaterleiding “Doorn” N.V.,
gevestigd te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
appellante,
advocaat: mr. W.F. Hendriksen,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.J. Houweling.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het kort geding-vonnis van 28 november 2008, dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht heeft gewezen tussen appellante (hierna te noemen: Bronwaterleiding Doorn) als gedaagde en geïntimeerde (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als eiser; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bronwaterleiding Doorn heeft [geïntimeerde] bij exploot van 22 december 2008 aangezegd van dat vonnis van 28 november 2008 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2
Bij memorie van grieven heeft Bronwaterleiding Doorn zeven grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van hem in de proceskosten van beide instanties.
2.3
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en verweer gevoerd, bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht.
Hij heeft geconcludeerd dat het hof Bronwaterleiding Doorn niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans deze zal afwijzen, en zonodig onder aanvulling van rechtsgronden het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Bronwaterleiding Doorn in de kosten van [bedoeld zal zijn:] het hoger beroep.
2.4
Daarna heeft Bronwaterleiding Doorn akte verzocht van het overleggen van een aantal producties, waarna [geïntimeerde] antwoordakte heeft verzocht, waarbij hij tevens producties in het geding heeft gebracht. Vervolgens heeft Bronwaterleiding Doorn een antwoordakte, tevens akte overlegging producties genomen, waarna [geïntimeerde] weer een antwoordakte heeft ingediend, waarbij hij één productie heeft overgelegd.
2.5
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
3.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.11. feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter Bronwaterleiding Doorn veroordeeld, zakelijk weergegeven, om binnen 72 uur na betekening van het vonnis de aanvraag van [geïntimeerde] tot het verstrekken van duplicaten van de mantels behorende bij de 185 talons zoals weergegeven in productie 1 van [geïntimeerde] te publiceren op de in artikel 2:86d, derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde wijze, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, en om binnen tien dagen nadat is komen vast te staan dat er niet tijdig verzet is ingesteld tegen die aanvraag of is komen vast te staan dat het verzet tegen die aanvraag bij onherroepelijk geworden uitspraak ongegrond is verklaard, aan [geïntimeerde] duplicaten te verstrekken van de mantels behorende bij de 185 talons zoals weergegeven in diens productie 1, zulks eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom. Bronwaterleiding Doorn is voorts veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [geïntimeerde]s primaire vordering tot daadwerkelijke verstrekking van de duplicaten is afgewezen.
4.2
Uit de gedingstukken in hoger beroep (zie de onderdelen 5.2 en 5.3. van de memorie van grieven en de onderdelen 22 en 23 van de memorie van antwoord) blijkt dat de aanvraag van [geïntimeerde] op 6 december 2008 is gepubliceerd en dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de heer [A] ex artikel 2:86d, vierde lid van het BW verzet hebben aangetekend tegen eventuele verstrekking van duplicaten aan [geïntimeerde]. Ter zake is nu een procedure aanhangig bij de rechtbank Utrecht. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden vonnis al gedeeltelijk ten uitvoer is gelegd. Anders dan [geïntimeerde] heeft betoogd, heeft Bronwaterleiding Doorn echter wel degelijk belang bij onderhavig hoger beroep, zulks in elk geval in verband met de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling en met het feit dat onderdeel 5.3 van het dictum (dat de termijn van tien dagen bevat en de dwangsom, voor het geval niet binnen die tien dagen duplicaten zullen worden verstrekt) nog niet ten uitvoer is gelegd.
4.3
De vraag die in dit hoger beroep aan de orde is, is of [geïntimeerde] aannemelijk heeft gemaakt dat hij houder is van verloren gegane aandeelbewijzen. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.4
[geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van zijn vordering gesteld dat hij in het bezit is van 185 talons met dividendbewijzen en dat hij in 2008 aangifte heeft gedaan van vermissing van de bij deze talons horende mantels. Euroclear Nederland heeft die mantels vermeld op de lijst van gestolen en vermiste effecten. [geïntimeerde] heeft ook een verklaring overgelegd van [B] (hierna: [B]), waarin staat dat hij van [C] (hierna: [C]) een pakket aandelen aan toonder in Bronwaterleiding Doorn heeft gekocht en dat hij die in 1999 heeft doorver-kocht aan [geïntimeerde].
4.5
Daar staat echter tegenover dat [geïntimeerde] niet duidelijk heeft kunnen maken hoe hij de aandelen, waarvan hij de mantels verloren zou hebben, heeft verworven. Aanvankelijk heeft hij aan Bronwaterleiding Doorn laten weten dat hij (een groot deel van) de aandelen in 1998 gekocht heeft en dat hij niet meer weet van wie (zie de brief aan Bronwaterleiding Doorn van 27 maart 2008). Nadat nadere informatie was gevraagd, heeft hij per brief van 21 juli 2008 gemeld dat hij de aandelen in 1999 had gekocht van [B] en voorts opgemerkt dat [B] meende dat het Bronwaterleiding Doorn vanaf het eerste verzoek van [geïntimeerde] bekend moest zijn geweest dat de aandelen, getuige de omvang van het pakket, oorspronkelijk van [C] afkomstig waren.
Met die mededelingen van [geïntimeerde] is echter zoals Bronwaterleiding Doorn heeft aangevoerd in tegenspraak de inhoud van een faxbericht van de Banque Générale du Luxembourg (hierna: BGL) van 4 oktober 2002, waarin staat dat een klant 165 mantels (zonder talons) van aandelen Bronwaterleiding Doorn bij de bank heeft gedeponeerd ter fine van omwisseling in nieuwe aandelen, waarbij de klant had verklaard de talons van de aandelen te hebben verloren. Het is, gelet op de niet betwiste stelling van Bronwaterleiding Doorn dat bij de omzetting van toonderaandelen naar aandelen op naam in 2002 alle bekende aandeelhouders, behoudens [C], zich hebben gemeld voor de conversie en de omstandigheid dat het bijgevoegde exemplaar van de mantel hetzelfde nummer heeft als één van de aandelen die [geïntimeerde] als vermist heeft opgegeven, voldoende aannemelijk dat de 165 aandelen, bedoeld in voormeld faxbericht van BGL, deel uitmaken van het pakket van 185 aandelen, waarop [geïntimeerde] stelt vanaf 1999 rechthebbende te zijn. Nu [geïntimeerde] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan aangenomen moet worden dat het faxbericht van BGL van 4 oktober 2002 niet authentiek is en hij evenmin heeft verklaard dat hij de in het faxbericht bedoelde klant was, is niet aannemelijk dat [geïntimeerde] de aandelen, ter zake waarvan hij afgifte van duplicaten vordert, heeft verkregen in 1999. Dat [geïntimeerde] in zijn akte van 9 juni 2009 heeft verklaard niet uit te sluiten dat hij de aandelen pas in 2002 heeft verworven, schept alleen maar meer onduidelijkheid over de wijze waarop [geïntimeerde] de eigendom van de aandelen zou hebben verkregen.
Voorts is van belang dat met het bezit van de talons met dividendbewijzen niet vaststaat dat [geïntimeerde] ook aandeelhouder is: de talons en dividendbewijzen zijn immers zelfstandig verhandelbaar. Aan het feit dat Euroclear Nederland de bijbehorende mantels heeft vermeld op de lijst van gestolen en vermiste effecten kan weinig waarde worden toegekend, nu gesteld noch gebleken is dat Euroclear Nederland enig onderzoek doet naar wie de rechthebbende is op de mantels alvorens zij tot opname op de lijst overgaat. Integendeel: Euroclear Nederland meldt juist zelf in haar voorwaarden dat zij verder geen onderzoek doet naar de juistheid van de aangeleverde gegevens.
4.6
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, moet worden geconcludeerd dat [geïntimeerde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan hem in eigendom toebehorende aandeelbewijzen verloren zijn gegaan en dat hij recht heeft op duplicaten daarvan.
5. Slotsom
Op grond van het vorenstaande zal het hof het bestreden vonnis van 28 november 2008 vernietigen en, alsnog rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] afwijzen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep worden veroordeeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 28 november 2008 en, opnieuw recht doende,
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bronwaterleiding Doorn voor wat de eerste aanleg betreft begroot op € 254,- aan griffierecht en € 816,- aan salaris van haar advocaat conform het liquidatietarief en voor wat het hoger beroep betreft begroot op € 303,- voor griffierecht en op € 1.788,- voor salaris conform het liquidatietarief;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. V. van den Brink, F.W.J. Meijer en K.J. Haarhuis en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2009.