JOL 2007, 436:Vordering uit ongerechtvaardigde ‘indirecte’ verrijking: verrijking? In dit geval van indirecte verrijking (waarin een overeenkomst tot het bouwen van een huis is ontbonden en de derde die de bouwwerkzaamheden verrichtte de door hem gemaakte kosten uit ongerechtvaardigde verrijking vordert van de opdrachtgever) zou voor een op art. 6:212 BW gebaseerde vordering slechts plaats zijn tot ten hoogste het positieve saldo dat mogelijk resteert nadat de overeengekomen aanneemsom is verminderd met hetgeen van die aanneemsom reeds is voldaan en met hetgeen de opdrachtgever nog aan de opdrachtnemer verschuldigd mocht zijn in verband met de ontbinding van de overeenkomst, alsmede met de kosten die de opdrachtgever aan een derde verschuldigd werd voor het voltooien van het huis.