RvdW 2007, 462
Huurgeschil. Rechterlijke matiging bedongen boete; maatstaf van art. 6:94 BW. Vergoeding buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
HR 27-04-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ6638 (Intrahof/Bart Smit)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 april 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/268HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AZ6638
- Roepnaam
Intrahof/Bart Smit
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑04‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6638, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑09‑2005
- Wetingang
Essentie
De in de bepaling van art. 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging van de bedongen boete slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.