JOL 2007, 224:Verzoek tot doorhaling geslachtsaanduiding in geboorteakte zonder opneming nieuwe geslachtsaanduiding; verzoek toewijsbaar?; afwijzing verzoek in strijd art. 8 EVRM? Bij de huidige stand van de wetgeving kan het — op art. 1:24 BW gegronde — verzoek te bepalen dat de geslachtsaanduiding in de geboorteakte wordt doorgehaald zonder dat in die akte een nieuwe geslachtsaanduiding wordt vermeld niet worden toegewezen. Uit art. 8 EVRM kan een positieve verplichting voortvloeien de geslachtsaanduiding in de geboorteakte aan te passen aan het geslacht waartoe de betrokkene volgens diens vaste overtuiging behoort. Tegen de achtergrond van de rechtspraak van het EHRM moet worden aangenomen dat het binnen de aan de nationale staten gelaten ‘margin of appreciation’ ligt te beslissen of, en zo ja, op welke wijze de wettelijke regeling inzake de geslachtsaanduiding in de geboorteakte moet voorzien in de mogelijkheid de geslachtsaanduiding geheel achterwege te laten in gevallen van ‘niet-geseksueerdheid’. Bij de beantwoording van de vraag of uit art. 8 EVRM een positieve verplichting voortvloeit tot het treffen van een dergelijke regeling of tot het toewijzen van het onderhavige verzoek, dient rekening te worden gehouden met een juist evenwicht tussen het algemeen belang en de belangen van het individu. In het onderhavige geval weegt het algemeen belang bij handhaving van de wettelijke regeling inzake de geslachtsaanduiding in de geboorteakte zwaarder.