JOL 2007, 229:Verkeersaansprakelijkheid; aanrijding motorrijtuig met voetganger/fietser; 50%-regel; uitzondering i.g.v. opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid: vereiste van bewustheid van gevaar; stelplicht en bewijslast.… De Hoge Raad heeft in een aantal arresten de 50%-regel aanvaard ten behoeve van een voetganger of fietser vanaf de leeftijd van 14 jaar die het slachtoffer is van een verkeersongeval met een motorrijtuig. In geval van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van de voetganger of fietser geldt een uitzondering op de 50%-regel; de verdeling van de schade over het motorrijtuig en het slachtoffer blijft dan onderworpen aan de gewone regels van art. 6:101 BW. Voor bedoelde aan opzet grenzende roekeloosheid is in beginsel bewustheid van het gevaar bij het slachtoffer vereist. De stelplicht en bewijslast terzake rusten op de aansprakelijk gestelde partij. Dat bewijs omvat derhalve ook de bewustheid van het gevaar bij het slachtoffer. De aansprakelijk gestelde partij kan voor het bewijs van die bewustheid evenwel volstaan met het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit die bewustheid bij een voetganger of fietser vanaf de leeftijd van 14 jaar mag worden afgeleid. Geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip aan opzet grenzende roekeloosheid geeft 's hofs oordeel (a) dat thans eiser tot cassatie gelet op zijn gedragingen en de overige feiten en omstandigheden zich bewust moet zijn geweest van het zeer aanzienlijke gevaar van een aanrijding door een auto dat hij door zijn gedrag in het leven riep, (b) dat eiser zich desondanks niet van dat gedrag heeft laten weerhouden, zodat zijn gedrag moet worden aangemerkt als (aan opzet grenzende) roekeloosheid, en (c) dat de omstandigheid dat eiser onder invloed was van alcoholhoudende drank aan een en ander niet kan afdoen omdat die omstandigheid — ook in het licht van de strekking van de 50%-regel — aan hem was toe te rekenen.