JOL 2007, 196
Huurrecht. Toerekening van wetenschap buiten vertegenwoordiging; aard en inhoud rechtsverhouding; stelplicht. Ontoelaatbaar feitelijk novum in cassatie. Kennelijk heeft het hof in de stellingen van thans eiseres tot cassatie in de feitelijke instanties geen, althans niet een voldoende uitgewerkt, beroep gelezen op de door het middel bepleite toerekening buiten vertegenwoordiging op de grond dat de kennis van de tussenpersoon in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als kennis van de principaal. In cassatie kan niet voor het eerst op een dergelijke toerekening een beroep worden gedaan, omdat het antwoord op de vraag of van een zodanige toerekening sprake dient te zijn, afhangt van de omstandigheden van het geval en voor een onderzoek op dat punt in cassatie geen plaats is. Overigens geldt dat de door het middel genoemde feiten en omstandigheden het hof geenszins dwongen de wetenschap van de tussenpersoon aan de principaal toe te rekenen. De onderdelen noemen in het bijzonder geen, in de feitelijke instanties gestelde en door het hof onbehandeld gelaten, concrete feiten en omstandigheden aangaande de aard en de inhoud van de eventuele rechtsverhouding tussen de tussenpersoon en de principaal, die in dit verband bij de beantwoording van de vraag of van een zodanige toerekening sprake zou behoren te zijn, in het bijzonder van gewicht zijn. De enkele, door het middel genoemde, omstandigheid dat de tussenpersoon beheerder is van het door de principaal verhuurde complex is in dit verband onvoldoende.
HR 16-03-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6530 (Laurus/Vomar)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 maart 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/148HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
AZ6530
- Roepnaam
Laurus/Vomar
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ6530, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑03‑2007
Essentie
Huurrecht. Toerekening van wetenschap buiten vertegenwoordiging; aard en inhoud rechtsverhouding; stelplicht. Ontoelaatbaar feitelijk novum in cassatie.
Kennelijk heeft het hof in de stellingen van thans eiseres tot cassatie in de feitelijke instanties geen, althans niet een voldoende uitgewerkt, beroep gelezen op de door het middel bepleite toerekening buiten vertegenwoordiging op de grond dat de kennis van de tussenpersoon in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als kennis van de principaal. In cassatie kan niet voor het eerst op een dergelijke toerekening een beroep worden gedaan, omdat het antwoord op de vraag of van een zodanige toerekening sprake dient ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.