JOL 2007, 146:Onrechtmatige daad; gebrek aan toezicht; relativiteitsvereiste. 's Hofs oordeel dat eiser tot cassatie onder de genoemde omstandigheden — waaronder de in cassatie niet bestreden grote mate van eigen verantwoordelijkheid van leden van een studentenvereniging als de onderhavige die deelnemen aan een activiteit als het zeilweekeinde — aan de Vereniging niet een gebrek aan toezicht kan verwijten, daar hij als commissielid zelf niet heeft gedaan wat hij de Vereniging verwijt te hebben nagelaten (het houden van toezicht),. moet aldus worden gelezen dat het hof oordeelt dat voor zover al sprake zou zijn geweest van het door eiser gestelde, maar niet nader toegelichte, onvoldoende toezicht, de aldus geschonden norm niet strekt tot bescherming van eiser nu deze zich als (mede-) organisator zelf ook niet naar die norm heeft gedragen. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De omstandigheid dat het totale toezicht van het evenement niet (uitsluitend) bij eiser lag, doet niet af aan 's hofs oordeel dat de Vereniging niet aansprakelijk is voor het letsel van eiser, nu het hof bij gebreke van daartoe strekkende, in de feitelijke instanties te berde gebrachte, stellingen geen reden had te oordelen dat eiser als lid van de commissie naast andere leden niet de volle verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het geboden toezicht droeg of dat hem voor het niet uitoefenen van dat toezicht geen blaam treft.