JOL 2007, 145:Formele rechtskracht; uitzondering i.v.m. wijziging in jurisprudentie? Niet aanvaard kan worden dat DNB, die zich in overeenstemming met de destijds geldende jurisprudentie tegenover thans eiser tot cassatie op het standpunt stelde dat deze geen belanghebbende bij het besluit was en hem dienovereenkomstig heeft bejegend, zich in deze procedure onder verwijzing naar de jurisprudentie die zich nadien voltrok (CBB 11 januari 2001, AB 2000, 119) met succes erop zou kunnen beroepen dat eiser wél rechtstreeks belanghebbende bij dat besluit was en dat dit dus ook jegens hem formele rechtskracht had, en daarmee voor hem onaantastbaar was. In het midden kan blijven of de bestuursrechter eiser ontvankelijk zou hebben geacht indien hij binnen een redelijke termijn na publicatie van de uitspraak van het CBB van 11 januari 2000, op de voet van art. 6:11 Awb, alsnog bezwaar en, zo nodig, beroep had ingesteld tegen het besluit. Het feit dat hij dit niet heeft gedaan, brengt in de bijzondere omstandigheden van het geval — waarin eiser ervan is uitgegaan en ervan mocht uitgaan dat hem geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel tegen -het besluit ten dienste stond, terwijl dit rechtsmiddel alsnog ter beschikking kwam op een moment waarop een voldongen feit was ontstaan als gevolg waarvan hij niet meer in ongedaanmaking van dat besluit was geïnteresseerd, maar nog slechts in schadevergoeding — immers niet mee dat DNB zich erop zou kunnen beroepen dat het besluit in 2000 alsnog jegens eiser formele rechtskracht zou hebben gekregen.