JOL 2007, 54:Onrechtmatige daad; profiteren van wanprestatie dan wel van schending verbintenis uit de wet; maatstaf. Overleggen producties; onredelijke vertraging procedure:, taak rechter; goede procesorde. Het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, is op zichzelf jegens die derde niet onrechtmatig. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, kort gezegd, wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden. Dezelfde normen hebben te gelden wanneer, zoals in het onderhavige geval, op de in de vorige zin bedoelde wederpartij niet een verbintenis uit overeenkomst rust, maar uit de wet. Aangezien het hof ingevolge art. 20 lid 1 Rv tot taak heeft te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure en daartoe zo nodig ook ambtshalve maatregelen dient te treffen, mocht het hof op grond daarvan, en mede gelet op de overige omstandigheden die het in zijn oordeel heeft betrokken, de onderhavige, eerst na getuigenverhoor in hoger beroep alsnog in het geding gebrachte, stukken buiten beschouwing laten. Het recht om tegenbewijs te leveren doet daaraan niet af.