JOL 2007, 40
Beroepsaansprakelijkheid advocaat wegens verzuim tijdig instellen vordering tot vernietiging overeenkomst o.g.v. dwaling; maatstaf ter vaststelling door cliënt geleden schade. Dwaling; verhouding mededelingsplicht en onderzoeksplicht. Het hof heeft geoordeeld dat niet met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat de vordering tot vernietiging van de bankgarantieovereenkomst op grond van dwaling ‘kansrijk’ zou zijn geweest, en zag zich derhalve gesteld voor de vraag in hoeverre de vordering, ware zij tijdig ingesteld, toegewezen zou zijn. De maatstaf die het hof daarbij had dienen te hanteren was dat het te dezer zake toewijsbare bedrag van de schade moet worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die cliënten in een op de genoemde vordering gebaseerde procedure zouden hebben gehad. De mededelingsplicht van art. 6:228 lid 1, onder b, BW strekt ter bescherming van een onvoorzichtige contractuele wederpartij tegen de nadelige gevolgen van dwaling. Dit brengt mee dat niet te spoedig voorrang aan de onderzoeks-/informatieplicht van die partij boven de mededelingsplicht van de andere partij dient te worden gegeven en dat bij een daartoe strekkend oordeel op alle bijzondere omstandigheden van het geval moet worden gelet en deze ook zo volledig en zo nauwkeurig mogelijk moeten worden vastgesteld.
HR 19-01-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6541
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 januari 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/297HR
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
AZ6541
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6541, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑01‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ6541, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑09‑2005
Essentie
Beroepsaansprakelijkheid advocaat wegens verzuim tijdig instellen vordering tot vernietiging overeenkomst o.g.v. dwaling; maatstaf ter vaststelling door cliënt geleden schade. Dwaling; verhouding mededelingsplicht en onderzoeksplicht.
Het hof heeft geoordeeld dat niet met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat de vordering tot vernietiging van de bankgarantieovereenkomst op grond van dwaling ‘kansrijk’ zou zijn geweest, en zag zich derhalve gesteld voor de vraag in hoeverre de vordering, ware zij tijdig ingesteld, toegewezen zou zijn. De maatstaf die het hof daarbij had dienen te hanteren was dat het te dezer zake toewijsbare bedrag van de schade moet worden geschat aan de hand ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.