JOL 2006, 775:Koop verhuurd beleggingspand. Dwaling; wijziging door rechter van gevolgen overeenkomst op voet art. 6:230 lid 2 BW; begroting nadeel. In haar algemeenheid onjuist is de opvatting dat de verkoper van een mede als woonruimte verhuurd beleggingspand in beginsel ook zonder enig beding dienaangaande ervoor zou moeten instaan dat zich geen omstandigheden voordoen die met succes aan een beroep op huurprijsverlaging ten grondslag zouden kunnen worden gelegd. Redelijkheid en billijkheid verzetten zich niet tegen de door het hof aangebrachte splitsing van de omstandigheden waaromtrent de koper dwaalde in die ten aanzien waarvan de dwaling voor rekening van de koper moet blijven en die ten aanzien waarvan de verkoper haar mededelingsplicht heeft geschonden en daarom wél het beroep op dwaling kunnen dragen, zij het met minder verstrekkende gevolgen op het punt van het door de koper ondervonden nadeel. Onjuist is het betoog dat het nadeel van de koper alleen wordt opgeheven indien de koopprijs wordt aangepast met inachtneming van de in het middel vermelde uitgangspunten.