RvdW 2006, 1144
Verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling; afwijzing op grond van art. 288 lid 2 sub b Fw (ontbreken goede trouw bij ontstaan schulden). Falende klachten tegen 's hofs oordeel dat thans verzoeker tot cassatie ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan de bank, welke schuld verband houdt met een door de bank aan het als maatschap opgezette gerechtsdeurwaarderskantoor verstrekt en later verhoogd krediet waarvoor verzoeker als lid/vennoot van de maatschap hoofdelijk aansprakelijk is, niet te goeder trouw is geweest wegens gebleken handelingen van de (leden van de) maatschap in strijd met art. 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
HR 01-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0139
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 december 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/050HR
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
AZ0139
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AZ0139, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑12‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AZ0139, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑12‑2006
Essentie
Verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling; afwijzing op grond van art. 288 lid 2 sub b Fw (ontbreken goede trouw bij ontstaan schulden).
Falende klachten tegen 's hofs oordeel dat thans verzoeker tot cassatie ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan de bank, welke schuld verband houdt met een door de bank aan het als maatschap opgezette gerechtsdeurwaarderskantoor verstrekt en later verhoogd krediet waarvoor verzoeker als lid/vennoot van de maatschap hoofdelijk aansprakelijk is, niet te goeder trouw is geweest wegens gebleken handelingen van de (leden van de) maatschap in strijd met art. 19 van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.