JOL 2006, 562:Octrooirecht. Beroep op vooronderzocht octrooi dat later wordt herroepen of vernietigd: onrechtmatige daad?: maatstaf; ongerechtvaardigde verrijking?: maatstaf. De octrooihouder die zich beroept op een vooronderzocht octrooi dat later wordt herroepen of vernietigd, handelt onrechtmatig indien hij weet, dan wel dient te beseffen, dat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi geen stand zal houden in een oppositie- of een nietigheidsprocedure. De enkele omstandigheid dat een oppositie- of nietigheidsprocedure aanhangig is, vormt derhalve onvoldoende grond om onrechtmatigheid aan te nemen. Ook als zou komen vast te staan dat de octrooihouder ten koste van concurrenten is verrijkt door zich te beroepen op zijn achteraf vernietigde octrooi, leidt dit niet zonder meer tot toewijzing van een op art. 6:212 BW gebaseerde vordering nu daarvoor mede noodzakelijk is dat die verrijking in relatie tot die concurrent een ongerechtvaardigd karakter heeft: in het tevergeefs bestreden oordeel van het hof dat het de octrooihouder vrijstond zich tegenover derden op zijn octrooirechten te beroepen, ligt besloten dat en waarom aan deze laatstgenoemde voorwaarde niet is voldaan.