JOL 2006, 523:Door art. 24 Rv verboden aanvulling van feitelijke grondslag?; in strijd met art. 149 Rv aan beslissing ten grondslag gelegde feiten? Het hof diende het verweer van de werkgever te behandelen dat de urenregistratie die tot uitgangspunt diende voor de vordering tot vergoeding van overwerk, aantoonbare onjuist-heden bevatte. Door in dat kader naast de eet- en rustpauzes ook de met het woon/werkverkeer gemoeide uren in de beoordeling te betrekken, heeft het hof niet de feitelijke grondslag van het verweer aangevuld, al heeft de werkgever niet met zoveel woorden aangevoerd dat ook de met het woon/werkverkeer gemoeide tijd niet als overwerk kan worden beschouwd en dat daarom de door de werknemer bijgehouden urenregistratie onbetrouwbaar was. Het hof mocht bij de beoordeling van de door de werknemer bijgehouden urenadministratie binnen de grenzen van de rechtsstrijd alle behoorlijk te zijner kennis gebrachte en ten processe gebleken feiten en omstandigheden in zijn beoordeling betrekken en het had de vrijheid daaraan zijn eigen conclusies te verbinden.