RvdW 2006, 456
Verzoek ongehuwde vader tot gezamenlijk gezag; niet-ontvankelijkheid op grond van art. 1:252 BW in strijd met art. 6 lid 1 EVRM?; uitleg art. 1:253c lid 1 en art. 1:253e BW. Zelfde beslissing als in de eveneens op 28 april 2006 uitgesproken beschikking van de Hoge Raad in zaak Rek.nr. R05/112HR.
HR 28-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0656
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 april 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R05/113HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AV0656
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV0656, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV0656, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑04‑2006
Essentie
Verzoek ongehuwde vader tot gezamenlijk gezag; niet-ontvankelijkheid op grond van art. 1:252 BW in strijd met art. 6 lid 1 EVRM?; uitleg art. 1:253c lid 1 en art. 1:253e BW.
Zelfde beslissing als in de eveneens op 28 april 2006 uitgesproken beschikking van de Hoge Raad in zaak Rek.nr. R05/112HR.
Partij(en)
[De vader], te [woonplaats], verzoeker tot cassatie, adv. mr. L. van Hoppe,
tegen
[De moeder], te [woonplaats], verweerster in cassatie, niet verschenen.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 augustus 2004 ter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.