RvdW 2006, 386
Wet Bopz. Geen ambtshalve bevoegdheid rechter andere machtiging te verlenen dan verzocht. Geen bevoegdheid rechter machtiging te verlenen onder ontbindende voorwaarde; rechtszekerheid; art. 15 Gw en art. 5 EVRM.
HR 14-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6085
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 april 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/012HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AV6085
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV6085, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV6085, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑04‑2006
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Geen ambtshalve bevoegdheid rechter andere machtiging te verlenen dan verzocht. Geen bevoegdheid rechter machtiging te verlenen onder ontbindende voorwaarde; rechtszekerheid; art. 15 Gw en art. 5 EVRM.
De rechtbank heeft niet de bevoegdheid ambtshalve een andere machtiging te verlenen dan door de officier van justitie is verzocht. De wet voorziet ook niet in de mogelijkheid een machtiging te verlenen onder de ontbindende voorwaarde dat de officier van justitie niet binnen enkele dagen een verzoek tot een machtiging zal indienen; die voorwaarde kan rechtens geen effect sorteren en is ook niet aanvaardbaar. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.