JOL 2006, 236:Anti-speculatiebeding bij gronduitgifte door gemeente; onaanvaardbare doorkruising Huisvestingswet? De Huisvestingswet bevat een exclusieve regeling van de overheidsbemoeienis met de verdeling van woonruimte voorzover het betreft de toelaatbaarheid van inbreuken op het recht van vrije vestiging door het stellen van toelatingeisen aan woningzoekenden, in het bijzonder eisen met betrekking tot de economische en andersoortige maatschappelijke binding van woningzoekenden. De Huisvestingswet sluit overheidsbemoeienis met de verdeling van woonruimte boven de in deze wet bepaalde prijsgrenzen uit indien deze inhoudt dat aan woningzoekenden de bedoelde bindingseisen worden gesteld. In overeenkomsten naar burgerlijk recht vervatte anti-speculatiebedingen bij de uitgifte van bouwgrond die niet zien op de verdeling van woonruimte en die geen beperkingen aanbrengen op het recht van vrije vestiging, zijn niet in strijd met het systeem en de strekking van de Huisvestingswet. De onderhavige anti-speculatiebedingen — die kopers, behoudens ontheffing, op straffe van een boete verplichten de op de verkochte grond te bouwen woning gedurende vijf jaar zelf te bewonen en niet aan derden door te verkopen — strekken ertoe te voorkomen dat de door de Gemeente ‘geboden woningbouwmogelijkheden onderwerp van speculatie worden’ en brengen niet een onaanvaardbare beperking aan in de kring van personen die worden toegelaten tot woonruimte boven de koopprijsgrens en grijpen dus niet op ontoelaatbare wijze in in het recht van vrije vestiging. Zo de bedingen al enige beperking van de doorstroming op de woningmarkt teweegbrengen, geldt dat de Huisvestingswet op dat aspect niet specifiek betrekking heeft. In zijn algemeenheid kan het antwoord op de vraag of een overeengekomen anti-speculatiebeding de Huisvestingswet op onaanvaardbare wijze doorkruist niet reeds ontkennend luiden doordat het betrekking heeft op de uitgifte van bouwkavels.