RN 2006, 17
Samenlevingsvormen. Wanneer is bij borgtocht aangegaan door een bestuurder van een BV toestemming van zijn echtgenote vereist?
HR 20-01-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU5681
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 januari 2006
- Magistraten
Mrs. O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/296HR
- Conclusie
P-G Hartkamp
- LJN
AU5681
- JCDI
JCDI:ADS871854:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU5681, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑01‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU5681, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2006
- Wetingang
BW art. 1:88 lid 1 sub c; BW art. 1:88 lid 5
Essentie
Heeft een bestuurder van een besloten vennootschap, die de aandelen inmiddels wel heeft gekocht maar nog niet geleverd heeft gekregen, toestemming van zijn echtgenote nodig voor het aangaan van een overeenkomst van borgtocht?
Samenvatting
In de onderhavige zaak stond de bestuurder borg voor de nakoming van de verplichtingen van de besloten vennootschap jegens de bank. Toestemming van de echtgenote was niet verleend.
Deze bestuurder was evenwel geen aandeelhouder. Ten tijde van het aangaan van de borgtocht had hij de aandelen wel gekocht. Wellicht mocht hij als economisch eigenaar worden aangemerkt. Is toestemming onder deze omstandigheden nodig of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.