RFR 2006, 36
Huwelijksvermogensrecht. Dient i.c. de echtgenoot toestemming te geven voor het aangaan van een borgtochtovereenkomst?
HR 20-01-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU5681
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 januari 2006
- Magistraten
Mrs. O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/296HR
- Conclusie
P-G Hartkamp
- LJN
AU5681
- JCDI
JCDI:ADS871362:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU5681, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑01‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU5681, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2006
- Wetingang
Essentie
Dient de echtgenoot toestemming te geven voor het aangaan van een borgtochtovereenkomst, indien de andere echtgenoot wel bestuurder maar geen aandeelhouder van de BV is?
Samenvatting
De man heeft op 26 april 1999 namens ‘zijn’ vennootschap een kredietovereenkomst en een borgtochtovereenkomst gesloten met de Fortisbank. De borgtochtovereenkomst is niet medeondertekend door de vrouw. Vanaf 1 april 1999 is de man in het handelsregister als directeur van de BV ingeschreven. Op 13 september 1999 zijn de aandelen van de BV aan hem overgedragen. De vrouw vernietigt de borgtocht in november 1999 en in januari 2000 wordt de BV failliet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.