NJ 2006, 337
Belastingheffing; legaliteitsbeginsel: belastingwetgeving doorkruisende toepassing privaatrecht; bevoegdheid Ontvanger.
HR 11-11-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2554, m.nt. J.W. van der Zwemmer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 november 2005
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/171HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
J.W. van der Zwemmer
- LJN
AU2554
- JCDI
JCDI:ADS114630:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AU2554, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑11‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AU2554, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑11‑2005
- Wetingang
Gw art. 104
Essentie
Belastingheffing; legaliteitsbeginsel; belastingwetgeving doorkruisende toepassing privaatrecht; bevoegdheid Ontvanger.
De vraag of in een geval waarin het belastingrecht geen mogelijkheden (meer) biedt te doen vaststellen dat een bedrag waarop de belastingdienst materieel aanspraak heeft, hem inderdaad toekomt, het privaatrecht een correctiemogelijkheid biedt om dit wèl te doen vaststellen, moet in beginsel ontkennend worden beantwoord, omdat zulks in strijd zou zijn met het in art. 104 Gw tot uitdrukking gebrachte legaliteitsbeginsel, dat inhoudt dat belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. Hieraan doet niet af dat de Ontvanger bevoegd is hetgeen tengevolge van een aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.