RvdW 2005, 95
Invorderingswet: regeling inzake vergoeding heffings- en invorderingsrente; exclusieve werking t.o.v. civielrechtelijke regeling compensatoire interessen?
HR 02-09-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT2884
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 september 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/104HR
- Conclusie
A-G Wattel
- LJN
AT2884
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT2884, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑09‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT2884, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑09‑2005
- Wetingang
BW art. 6:119; BW (oud) art. 1286; Iw 1990 art. 28; Iw 1845 18
Essentie
Invorderingswet: regeling inzake vergoeding heffings- en invorderingsrente; exclusieve werking t.o.v. civielrechtelijke regeling compensatoire interessen?
De wettelijke regeling van de vergoeding van de heffings- en invorderingsrente (art. 18 lid 2 Iw 1845 en het gelijkluidende art. 28 lid 4 Iw 1990) moet, mede in het licht van de wetsgeschiedenis, aldus worden uitgelegd dat het een uitputtende regeling bevat van de vergoeding van de door de fiscus of de contribuabele geleden renteschade en dat daarnaast geen plaats is voor op het burgerlijk recht gebaseerde (aanvullende) vergoeding van compensatoire interessen, ook niet in het geval het betreft teruggaven ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.