JOL 2005, 434
Proceskosten: de geheel in het ongelijk gestelde partij.
HR 12-08-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3084
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 augustus 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C03/316HR
- Conclusie
A-G de Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AT3084
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT3084, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑08‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT3084, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑08‑2005
Essentie
Proceskosten: de geheel in het ongelijk gestelde partij.
Nu in appel het bestreden vonnis waarin de vordering van de appellant geheel is afgewezen, is bekrachtigd, is de appellant geheel in het ongelijk gesteld ook al geschiedt de bekrachtiging (na gegrondbevinding van de grieven) op ander gronden dan die waarop de eerste rechter de afwijzing heeft gegrond: de appellant moet derhalve volgens de hoofdregel van art. 56 lid 1 tweede zin (oud) Rv (art. 237 Rv) in de kosten worden veroordeeld.
Partij(en)
[Eiser], te [woonplaats], eiser tot cassatie, incidenteel verweerder, adv. mr. J. Groen,
tegen
[Verweerder], te [woonplaats], ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.