HR, 08-07-2005, nr. 41.150
ECLI:NL:HR:2005:AT8946
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-07-2005
- Zaaknummer
41.150
- LJN
AT8946
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT8946, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2005; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
BNB 2006/51 met annotatie van R.L.H. IJZERMAN
V-N 2005/34.10 met annotatie van Redactie
NTFR 2005/918 met annotatie van MR. E. THOMAS
Uitspraak 08‑07‑2005
Inhoudsindicatie
Verzetschrift voor het einde van de termijn ter post bezorgd?
Nr. 41.150
8 juli 2005
AZT
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 juni 2004, nr. BK-02/04954, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2000 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Geding voor het Hof
Met betrekking tot voormelde aanslag heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 24 juli 2003 het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij zijn in cassatie bestreden uitspraak het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft belanghebbende in zijn verzet niet-ontvankelijk verklaard op grond van zijn oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het verzetschrift, dat binnen een week na afloop van de termijn ter griffie is ontvangen, ook vóór het einde van die termijn ter post is bezorgd, terwijl voorts de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden niet van dien aard zijn dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Tegen die oordelen richten zich de klachten.
3.2. De stukken van het geding wijzen uit dat de Inspecteur bij de behandeling van het verzet niet in het geding is betrokken. Door niettemin omtrent het tijdstip van de terpostbezorging van het verzetschrift een bewijsoordeel te vellen, heeft het Hof miskend dat daarvoor geen plaats zou zijn indien het zou gaan om een stelling die geen bewijs behoeft, bijvoorbeeld wanneer de Inspecteur zou erkennen, althans niet zou betwisten dat het verzetschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd (vgl. HR 29 mei 1996, nr. 31087, BNB 1996/283, en HR 7 november 2003, nr. 38365, BNB 2004/32).
3.3. In zoverre slagen de klachten. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De klachten behoeven voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing op het verzet met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 102.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, C.J.J. van Maanen en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2005.