NJ 2005, 433
Enquêterecht. Bevoegdheid curator in faillissement moedermaatschappij enquête te verzoeken m.b.t. dochtermaatschappij; exclusieve bevoegdheid?
HR 29-04-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT0144
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 april 2005
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
R04/046HROK112
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
AT0144
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Burgerlijk procesrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT0144, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑04‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT0144, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2005
- Wetingang
BW art. 2:346; Fw art. 25; Fw art. 68
Essentie
Enquêterecht. Bevoegdheid curator in faillissement moedermaatschappij enquête te verzoeken m.b.t. dochtermaatschappij; exclusieve bevoegdheid?
De curator in het faillissement van een moedermaatschappij die voldoet aan het gestelde in art. 2:346, aanhef en onder b, BW, is bevoegd m.b.t. een dochtermaatschappij een enquête te verzoeken nu er geen grond bestaat om aan een dergelijk verzoek het karakter te ontzeggen van een daad van beheer m.b.t. een vermogensbestanddeel, tot welk beheer, indien dat vermogensbestanddeel in een failliete boedel is begrepen, krachtens art. 68 Fw de faillissementscurator bevoegd is. Die beheersbevoegdheid is, naar op grond van het bepaalde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.